Basketbaloefeningen
Alle spelers een bal en in een rij.
De voorste speler geeft het tempo aan en mag over de lijnen door de zaal dribbelen
- Trainer geeft aan of ze met links/rechts moeten dribbelen, trainer probeert bal af te pakken
- Voor/achteruit eventueel
- Niet naar de bal kijken
Aantal oefeningen voor beginnende schutters:
- Eén hand achter de rug, bal op hand boven hoofd en uitstrekken (let op followthough, backspin), bal met zelfde hand weer vangen
- Tegen de muur schieten (weer met 1 hand)
- Tegen bord schieten (bijv 5 keer met 1 hand)
- Verdelen over de baskets, zoveel mogelijk schoten nemen
3x3 opstellen. Bal in het midden, geen dribbels.
- Speler met bal moet pivoteren en bal beschermen.
- Spelers zonder bal vrijlopen,
- Verdedigers splitvision om de bal te onderscheppen
- Let op goede passing
- Speler wordt schot techniek uitgelegd.
- Oefenen over afstand op elkaar op het veld.
- Let op techniek en de boog van de bal. Na 10 oefenworpen in het veld schuiven de eerste speler naar de ring.
- 1 Speler staat in de eerste hoepel en schiet. In de basket is 1 punt, schuift door naar 2de hoepel en schiet , 2 punten indien raak.
- Als niet raak dan 1 hoepel dichterbij. Wel raak naar de 3de hoepel.
- Als je raak schiet bij de 3de hoepel is 3 punten en mag je blijven staan en opnieuw schieten.
- Max score dan:1-2-3-3-3-3-3-3-3-3=27 punten.
- Onder de basket staat de medespeler die rebound en de bal naar de schutter passed.
- Na 10 worden wisselt schutter en rebounder van positie. opnieuw 10 worden.
- Onthoud je score.
- Na een sessie (elk 10 worpen) gaan deze spelers naar het veld om te oefenen en schuift de rij op.
- Als iedereen geweest is score vergelijken.
- Aandachtspunten: schot techniek, rebound actie, (schutter vragen om de bal) en pass techniek.
- Met 3 man op de achterlijn en de middelste heeft een bal.
- De middelste passed naar een man en loopt achter de bal aan.
- De ontvanger houdt de bal achter zich en degene die het eerst gepassed heeft, pakt de bal en passed door.
- Degene die de bal achter zijn rug heeft loopt achter de bal aan, pakt hem op bij de ontvanger en passed door naar de andere kant
- Dit doen ze al lopend naar de basket aan de andere kant.
- Als iemand dicht genoeg bij de basket staat loopt de man een lay-up.
- Maak variaties op het passen
- De spelers staan rond de bucket of op de vrijeworp-lijn en proberen in de basket te scoren.
- Varieer hierbij van positie en afstand.
- De spelers dribbelen vanaf de middenlijn richting de vrijeworp-lijn en proberen vanaf daar binnen 5 seconden te scoren.
Line to line
- Rechts, links, huppelen, kaatsen, kaatsen met één been
- Blijf achter de trainer, sprint
Aanval
- Crossover met hesitation, fake crossover
- Between the legs
- Behind the back
- Combo, bv. between the legs and behind the back
Verdediging
- Pettensteps, sprint
- Slides
- Pettensteps, slides bij elke lijn
Om het schieten te verbeteren oefenen de spelers de beweging eerst zonder de basket.
- Ze gaan goed staan met licht gebogen knieën,
- houden een basketbal vast met de sterke hand onder de bal en de andere hand erachter.
- De spelers brengen de bal naar de shotzone (voor en boven het hoofd).
- Vervolgens duwen de spelers de basketbal in de gewenste richting waarna de hand en pols naar beneden bewegen (zwanenhals).
- Als dit goed gaat kunnen de spelers proberen richting basket te schieten.
- Hierbij kunnen ze variëren met plaats en afstand.
De spelers oefenen de lay-up.
- Ze verdelen zich over 2 rijtjes, 1 links van de basket en 1 rechts.
- De eerste speler van elk rijtje dribbelt naar de basket met de sterke hand.
- Daarna zet de speler 2 stappen, eerst met het sterke been, daarna met het zwakkere been.
- De speler zet een sprong in met sterke been en probeert de bal tegen het vierkantje op het bord te gooien waarna die in de basket terecht komt.
- De speler vangt de bal op en dribbelt naar het rijtje aan de andere kan en sluit daar achteraan om het vervolgens vanaf de andere kant te proberen.
- Slalom om de pionnen. (laag dribbelen)
- Over de bank:
- Laag dribbelen op de grond, cross over.
- Rij met pionnen:
- Dribbel met links en raak iedere pion met recht aan.
- Opdrukken/buikspieren op de middellijn.
- Layup.
Vereisten:
spelers moeten al goed kunnen dribbelen
Doel:
het vermogen trainen om tijdens het dribbelen het veld te overzien
Organisatie:
- pionnen om het dribbelgebied af te bakenen
- speler 2 is bezig met de Mikan drill
- de dribbelaar moet hardop het aantal scores tellen en tegelijkertijd zijn dribbelskills toepassen
- (wachtende spelers kunnen langs de zijlijn hun dribbelskills oefenen)
Teaching points:
- knieën gebogen
- houd de bal laag
- neus wijst naar de ring
- altijd het veld overzien, dus geen reverse op spin dribble
Met verdediger:
- actieve verdediger toevoegen
- eventueel meerdere gebieden gebruiken
Met passen:
- verdediger 2 geeft maximale druk op de bal
- forwards 3 en 5 proberen om en om vrij te komen
- 4 verdedigt actief
- als de pass niet op tijd bij de forward komt, dan stapt die terug naar de bucketrand
- bij een geslaagde pass speelt de forward 1 tegen 1 tegen 4
Rotatie:
- verdediger 4 pakt de rebound en sluit achter aan de rij
- de forward die net aangevallen heeft wordt verdediger
- verdediger 2 wordt forward op de open positie
- 1 gaat de nieuwe dribbelaar verdedigen
Met extra verdediger:
- extra verdediger toevoegen, zodat er minder tijd is voor de dribbelaar om de pass te geven
- (spelers aan de helpside zijn inactief)
- back door pass is toegestaan
- 2 groepen ter hoogte van de middenlijn.
- 2 spelers kijken richting doel.
- Coach gooit bal richting doel.
- 2 spelers vechten voor de bal en spelen 1 tegen 1.
- Maak 2 teams.
- Elk team staat aan één kant van het veld klaar op de achterlijn.
- Leg evenveel ballen als spelers op allebei de 3 meter lijnen.
- Als de trainer/ trainster GO! roept, gaat iedereen de ballen naar de overkant rollen.
- Wie na 3 minuten de minste ballen in hun veld heeft liggen, heeft gewonnen.