facebook pixel

Korfbaloefeningen

In het kort: diverse loop- en springoefeningen in circuitvorm,

voornamelijk gericht op verbeteren van 'de conditie'.

Organisatie: afhankelijk van gekozen circuit. Hieronder een voorbeeld

(zie de figuur) van een circuit met zes tweetallen. In dit geval zijn nodig

6 pilonnen, twee banken en een springtouwtje.

Er wordt gewerkt met tweetallen.

Zodra de eerste van elk tweetal klaar is met zijn onderdeel, voert de

tweede de oefening uit.

Is ook deze klaar, dan lopen ze beide naar het volgende onderdeel.
De trainer geeft steeds de tijd aan die er gewerkt wordt, in dit geval
steeds circa 30 seconden. Om er wat meer 'kompetitie' in te brengen,
kan ieder voor zich het aantal herhalingen tellen. Wie van elk tweetal
loopt en springt het vlugst?

Beschrijving van de verschillende onderdelen:
1. Pilonnenloop: de spelers slalommen om de diverse pilonnen. Aan het einde lopen ze snel terug en beginnen weer opnieuw.

2. Bankspringen: de spelers springen steeds heen en weer over de bank, waarbij ze met twee benen afzetten. Na zes sprongen zijn ze aan het einde van de bank gekomen en dan lopen ze terug naar het begin van de bank om weer opnieuw te beginnen.

3. Om de bank heen en terug lopen.

4. Touwtje springen, ook de jongens ja! (Vertel hen ter aanmoediging dat touwtje springen een favoriete conditieoefening voor boksers is!)

5. Lijnenloop: sprinten naar de eerste lijn, deze aantikken, dan achteruitlopen naar de startlijn, dan weer vooruit naar de tweede lijn en tot slot weer achteruit naar de beginlijn. Daarna weer van voren af aan.

6. Bokspringen: steeds over de 'vrije man' heen en terug bokspringen.

In het kort: beoefenen van diverse loop- en springvormen in een kringopstelling. Organisatie: alle spelers pakken elkaar bij de handen vast en vormen een grote kring. Dan laten ze elkaar los en doen een aantal passen naar achteren. De spelers worden op volgorde genummerd: 1, 2, 1, 2 enz

De nummers 1 lopen in snel tempo al slingerend om de nummers 2 heen, de kring in het rond, de eerste wordt dus links gepasseerd, de tweede rechts, de eerste weer links enz. Na drie rondjes volgen de nummers 2.

Hetzelfde als bij a., maar nu hinkend op het rechterbeen. Na één rondje wisselen en op het linkerbeen rondgaan. Daarna volgen de nummers 2. Nog een keer herhalen.

Bokspringen: de nummers 2 gaan bokstaan, de nummers 1 springen er over heen. Na 2 rondjes wisselen.

Als c., maar de bokken gaan nog wat hoger staan. Het tempo moet nu iets rustiger worden, het komt er op aan dat er een hoge sprong met een krachtige afzet plaatsvindt.

Nogmaals oefening a., maar nu de andere kant om lopen.

De nummers 2 staan in ligsteun, de nummers 1 springen er over heen met een lange en hoge sprong (een soort loopsprong); de afzet vindt plaats met één been. Na drie rondjes wisselen. Daarna dezelfde oefening nogmaals, maar nu afzetten met het andere been.

De nummers 2 gaan languit liggen op de buik (of eventueel in hurkzit). De nummers 1 springen er over heen, terwijl ze met 2 benen afzetten. Tussen de nummers 2 wordt ook steeds gesprongen (huppen). Na twee rondjes wisselen.

Organisatie: de spelers stellen zich allemaal op aan één zijde van het veld.

Voor met deze oefeningen begonnen kan worden, eerst een goede warming-up (zie hiervoor) met rekoefeningen uitvoeren. De reeks werd gedemonstreerd door Margriet Poiesz (die zowel atletiek- als korfbaltrainster is) tijdens één van de bijscholingen van district Noord van de NKTV

Steigerungen: lopen naar de overkant, waarbij het tempo geleidelijk wordt opgevoerd tot bijna-sprint snelheid

Skipping: een vorm van knieheffen in zeer hoog tempo. De romp is in loophouding en hangt dus zeker niet achterover. De voeten grijpen als het ware naar de grond. Deze oefening is gericht op de voorste zwaaifase.

Hakken / billen of hielaanslag in hoog tempo (oefening voor de achterste zwaaifase). De knieën hangen naar beneden, de romp is in loophouding

Met lange loopsprongen naar de overkant (oefening voor de achterste afzetfase). Let op een krachtige, lange afzet. Ook bij deze oefening grijpen de voeten a.h.w. naar de grond.

Je maakt een vak, hierin staat een aanvaller, de aanvaller moet zich in het vak blijven bewegen terwijl er een verdediger bij loopt. 1 iemand speelt steeds de bal aan. De verdediger kijkt naar de bal en probeert de bal te vangen. Elke keer dat de aanvaller de bal pakt komt er iemand bij in het vak. Wanneer de verdediger de bal pakt gooit hij hem terug en probeer je het opnieuw.

Opdracht
Het team verdelen we in twee gelijk groepen. en de twee groepen gaan elk achter een pilon staan.
Vervolgens staat er op 10 meter afstand een paal, de groep maakt vanaf de pilon die op 2 meter van de paal staat een schot. Als de kinderen hebben gescoord mogen ze door naar de pilon die achter de paal op 5 meter afstand staat.
Tot slot rennen ze 3 rondjes om de pilon en rennen ze terug naar hun rij.
Dan mag de volgende in de rij beginnen.

Variatie:
In plaats van een schot, maken ze een doorloopbal.
In plaats van een schot van 2 meter, maken ze een schot van 4 meter. 


Organisatie:
Zet 4 palen in een vierkant, op ongeveer 8 meter van elkaar. In het midden van dat vierkant worden 4 pionnen in een vierkant geplaatst, op ongeveer 2 meter uit elkaar.

Er staan 4 kinderen onder de korf en de anderen gaan 3 minuten doorloopballen nemen. Iedere keer als ze dat gedaan hebben lopen ze weer naar het midden en zoeken een andere korf op.

Na die 3 minuten verwisselen de aangevers.

* Tellen, wie haalt het meeste in de 3 minuten?

Let op:
het tempo moet hoog liggen!!

Oefening:
Als de welpen kunnen schieten, gooien en vangen kunnen ze een korfbalwedstrijdje spelen.

Doe zelf mee met de balbezittende partij om de zaak een beetje aan de gang te houden en geef intussen aanwijzingen en moedig ze aan.

Schietspel waarbij er 1 aangever is en 4 schutters die staan op 5 a 6 meter van de korf.

Nr. 1 neemt een schot, als deze raakt schiet dan moet nummer 2 de bal raak schiten, als deze mist dan moet hij/zij zijn plaats afstaan aan de aangever. Als hij raak schiet dan mag hij blijven staan en dan moet nummer 3 raak schieten enz totdat er 1 mist en die moet dan wisselen met de aangever onder de korf.

1 aangever en 1 aanvaller

De aanvaller trekt van onder de korf schuin weg en krijgt de bal aangespeeld door de aangever, de aanvaller komt tot schot. De aanvaller rent weer naar de korf, tikt de paal aan en trekt schuin naar de andere kant van de paal weg en komt weer tot schot.

Doe dit 1 minuut lang en tel de doelpunten, de aangever vangt iedere keer de bal af en geeft de bal op het voorhoofd van de aanvaller aan.

Partijvorm van 2 aanvallers, 2 verdedigers en 1 aangever.

Laat de 2 aanvallers 1 minuut aanvallen waarbij er samengespeeld mag worden met de aangever maar ook met de andere aanvaller. Tel het aantal doe;punten per persoon en rouleer na 1 minuut door. De aanvaller die de meeste doelpunten maakt is de winnaar van het spel.

Maak een vak met 2 palen en 1 bal

Er zijn 2x 2 koppeltjes van spelers en 2 spelers die links en rechts buiten de lijnen spelen. 1 koppeltje van 2 valt aan op de ene korf en het andere koppeltje valt aan op de andere korf. De spelers die zich buiten de lijnen bevinden bewegen mee met het spel en zijn altijd een aanspeelpunt voor de aanvallende partij. Speel 5 minuten een partijvorm en de partij die de meeste doelpunten heeft gemaakt wint het spel.

https://voorkomblessures.veiligheid.nl/volleybal/stabiliteitsoefeningen-volleybal