Korfbaloefeningen voor de techniek schot / scoren / schieten
Bij deze oefening is het enorm van belang;
- Dat de rebounder de bal ook continu snel afvalt omdat er 1 aanvaller op 6 a 7 meter begint met een uitwijkbal en meteen naar binnenkomt voor de doorloopbal.
- Daarna een schot achter de paal en daarna een schot aan de zijkant.
- Neem een uitwijkbal, waarna je de bal niet schiet maar in plaats daarvan naar de korf dreigt voor een doorloopbal, maar toch opnieuw uitwijkt. 2x dezelfde kant op.
- De bal wordt ingespeeld met de buitenste hand.
- Scoor 10x op links en 10x op rechts
- Per persoon moet iedereen 10 doorballen scoren, dit gaat per groepje van 3 of 4.
- Bij een misser gaat het hele groepje naar de andere kant van het veld op tempo lopen en terug.
- Degene die gemist heeft, neemt de kans opnieuw.
- Tot er per speler 10 zijn gescoord.
- Blauwe speler met bal speelt de bal op uitlopende speler onder de paal.
- Vervolgens loopt deze zelf mee uit, krijgt de bal terug en schiet.
- De voorste speler gaat naar achteren en de achterste speler naar voren.
- De rode speler in de diagonaal vangt af en speelt op rood voor de korf.
- Deze loopt uit, krijgt de bal terug en speelt terug op de uitlopende rode speler, deze schiet en de blauwe speler vangt af.
- Ook hier wisselen de spelers van functie.
Welk tweetal scoort als eerste 10x?
- Aangeefpositie en rebounder onder korf, aanvaller vooraan: (indien met 4 gaat er een verdediger op de lange lijn lopen en passief druk geven)
- Aangever speelt bewegende aanvaller aan, en komt mee uit.
- Uitlopende aangever krijgt de bal terug.
- Aanvaller gaat lang lopen en tot schot komen. (let er op dat er duidelijk in 2 lijnen wordt lang gelopen, vaak de neiging om in 1 lijn te lopen)
- Na het schot naar binnen vallen voor een doorloopbal met 1 hand.
- Schot binnen is 2 punten, doorloopbal is 1 punt.
- Doel is om 20 punten te halen.
- Bij het halen van 10 punten, wissel je van richting.
- Cruciaal is de passing, en het 'aanvallen' van de bal door de schutter.
- Voor een goede pass ben je met 2 verantwoordelijk.
- Schutter op ongeveer 4 meter voor de korf, 2 aangevers met elk een bal en elk aan een kant van de paal op +/- 3 meter:
- Schutter loopt breed en krijgt de bal aangespeeld op de buitenste hand, speelt met die hand terug op de aangever.
- Vervolgens loopt hij/zij breed tot op hoogte van de andere aangever, en krijgt wederom de bal op de buitenste hand aangespeeld.
- Speel de bal opnieuw in.
- Loop vervolgens opnieuw breed op de eerste aangever en dit keer ga je bij balontvangst schieten.
- Herhaal door opnieuw in te starten op de andere aangever.
- Draai door na 2 schoten.
- Je merkt dat je zowel op links als rechts gaat schieten.
- Welke korf scoort eerst 15x.
- Aanspelen en uit stand wegstappen tot schot.
- Idem maar inspringen naar schot.
- Iets naast de schutter aanspelen om tot schot te komen.
- Schutter met de rug naar de aangever, aangever roept 'JA' en speelt de schutter aan.
- Idem, maar dit keer naast de schutter spelen om in te springen.
- 3-tallen onder de paal.
- 1 persoon onder de paal + 2 personen voor en achter de paal.
- Bal gaat vanuit onder naar de persoon voorin, die past hem terug naar de aangever.
- De 3e persoon is met een in-uit beweging bezig en krijgt de bal van de aangegeven 3e persoon schiet.
- Aangeef vangt de bal en past die weer uit naar de persoon die net geschoten heeft en zo gaat het riedeltje opnieuw.
- 6 scoren met z'n 2en is wisselen met de persoon onder de paal.
- 1 iemand schiet vanaf voor de korf.
- 1 iemand staat links achter bij een pion, de ander rechts achter bij een pion, ongeveer 5 meter van de paal en tussen elkaar.
- De gene voor de korf schiet.
- Wanneer de bal los is gaan de 2 van achter de korf het rebound duel aan.
- Bij 3x de rebound hebben gewonnen, mag die gaan schieten.
- 3 of 4 tallen.
- Aangever, aanvaller, verdediger.
- Aanvaller oefent verschillende schotvormen maar nu met druk van een verdediger.
- Wisselen steeds na 10 doelpogingen. (Iedere speler houdt zijn schotpercentage bij.)
- Aanvaller (A) schiet uit beweging van 6 meter.
- Verdediger (V) geeft lichte druk.
- A maakt virtuele schotbeweging en neemt doorloopbal.
- V hindert ook doorloopbal maar moet wel kans geven.
- A heeft keuze tussen schot en doorloopbal.
- V werkt mee door een duidelijke keuze te maken.
- Als 3 maar rommelt na schot of doorloopbal nog een kans onder de paal.
- Je schiet met tweetallen en je maakt.
- 5 doorloopballen.
- 5 uitwijkballen.
- 5 afstandsschoten op 6/7 meter.
- 5 afstapballen van 3 meter.
- 5 strafworpen per persoon.
- Schiet je raak, ga je door.
- Raak je de korf, krijg je 1 herkansing.
- Raak je niets, ga je direct vangen.
Werk met 3-tallen
- Scoor 10 uitwijkballen na een beweging naar links.
- Scoor 10 uitwijkballen na een beweging naar rechts.
- Scoor 20 afstandsschoten >/ 7 meter.
- Scoor 10 doorloopballen met volle sprint.
- Scoor 10 doorloopballen met meelopende verdediger.
- Scoor 10 strafworpen zonder te missen.