Volleybaloefeningen voor de techniek bovenhands / set-up / spelverdelen
Kant a:
- Lene
- Axelle
- Niemand
- Inne
- Lise
- Zonne
Kant b: Marie op positie 6 - Diede positie 5
Kant a:
De eerset bal, opslag Marie, wordt rustig naar Marie en Diede gespeeld. Diede en Marie spelen over en daarna gaat het om het punt.
Kant a is verplicht diagonaal te slagen (positie 4) of in straat (positie 2)
- Bal 1: opslag Marie
- Bal 2: freeball naar Marie, Marie speelt free over
- Bal 3: aanval Marie
krijgt 3 ballen, hiervan MOETEN er minstens 2 gescoord worden. Indien geen 2 ballen gescoord, 5 sit-ups
spelverdelers en libero:
- 1 sv gaat op positie 5 staan. 1
- spelverdeler gaat op positie 2/3 staan.
- 1 spelverdeler staat op positie 4 (naast de korf) speelt de bal op de libero
- naar positie 2/3
- set-up in korf. na 10 ballen spelverdelers wissel.
- set-up voorover allebei 2x
- set-up achterover allebei 2x
- libero set up onderarms 20 ballen eigen keuze voorover
- libero set-up onderarms 20 ballen achterover. (andere spelverdeler gaat aangooien)
Libero
- gaat met coach aan de slag om tikballen op te duiken en harde aanvallen te verdedigen.
andere speelhelft
- overige speelsters:
- maken drietallen.
- per drietal 1 bal.
- achter elkaar op de achterlijn.
- nummer 1 heeft de bal.
- speelt de bal bovenhands achterwaarts naar nummer 2 enz.
- nummer 1 sluit achter aan tot je bij het net bent.
- dan begin je opnieuw.
- 3x het net halen zonder dat de bal valt.
- 2. in een 3hoek de bal onderarms naar elkaar overspelen.
- Twee tallen bovenhands overspelen
- beginnen bij het net
- dan een rondje maken over het veld.
- 1 Speler staat rechtsvoor.
- Andere spelers staan achterelkaar in een rij.
- Trainer gooit de bal diagonaal moeilijk in de hoek.
- Speler positioneert zich goed onder de bal richting speler rechtsvoor
- Speler houd zijn als een plank
- Speler speelt onderhands naar de speler op rechtsvoor
- Speler draait vervolgens door naar rechtsvoor
- Korf staat op rechtsvoor.
- Spelers staan achter elkaar in een rij.
- Trainer gooit de bal diagonaal moeilijk in de hoek.
- Speler positioneert zich goed onder de bal richting de korf
- Speler veert de bal mooi door
- Speler speelt bovenhands in de korf
- Speler haalt eigen bal en doet in de bak
- Wie de meeste punten scoort.
Benodigdheden: pionnen + tennisballen
- 2 tallen; per tweetal 1 tennisbal en 1 pion
- A gooit de tennisbal met een boog naar B
- B vangt de bal dmv de bovenhandse techniek met de pion
- Gaat dit goed -> korte bal/lange bal afwisselen
- en/of zijwaartse verplaatsing dus links of rechts van de persoon gooien
- Drie tallen maken
- de middelste speelt achterover.
- Twéé tallen tegenover elkaar
- met twee ballen
- de ene bal bovenhands
- de andere bal rollen over de grond
Doel van de oefening:
- Verdedigen,
- setuppen,
- aanvallen
Uitleg van de oefening:
- Je verdedigt,
- geeft een set-up
- en valt aan.
- Loop je eigen actie achterna om de pionnen heen.
- Start de oefening door
- bovenhands over net te spelen
- en breidt uit naar slaan
- en vervolgens naar sprong en slaan.
- allemaal een bal
- stuk muur opzoeken
- en dan bovenhands tegen de muur
- alleen heel kort spelen tegen de muur.
- goed kijken hoe iedereen zijn bovenhands houding heeft,
- Van een 2-tal staat er één bij het net, de ander in het achterveld. De spelers spelen BH over, met een tussentoets.
- Na het signaal van de trainer moet de bal naar de ander zijwaarts gespeeld worden. Er moet dus tijdens de tussentoets ingedraaid worden.
- Na het signaal van de trainer moet er een halve slag gedraaid worden tijdens de tussentoets.
- Na het signaal van de trainer moet de eerste bal onderhands opgevangen worden, de bal naar de ander moet bovenhands blijven.
- Twee tal één bal
- Bovenhands overspelen
- één keer voor je zelf en
- daarna overspelen