Volleybaloefeningen voor cmv 4

  • In tweetallen met 1 bal. Speler bij het net gooit bal aan speler achterin en die passt netjes terug. Is pass goed dan mag je bovenhands doorspelen maar streng zijn!! 20 ballen dan wisselen.
  • Idem alleen nu krijg je kort/lang de balen aan gegooid. Dus achter speler moet voorwaarts/achterwaarts verplaatsen.

speel 3 tegen 3

  • 1 speler op midvoor
  • 2 verdedigers
  • Net schuin ivm verschillende lengte kinderen.
  • Liefst groepen maken met even grote kinderen.
  • Trainer heeft bal in de hand en speler slaat bal uit handen.
  • Hoe ze slaan maakt niet uit, je let op aanloop!

De trainer staat aan de ene kant van het net, de kinderen aan de andere kant van het net in een rijtje achter de achterlijn.
De eerste van de rij komt telkens het veld in en voert de oefeningen uit.

  • Op 2 bovenarmen met handen in de nek laten stuiteren en vangen.
  • Door benen laten stuiteren, omdraaien en vangen.
  • Op 2 bovenbenen met sprong laten stuiteren en vangen.
  • Op 2 wreven met sprong laten stuiteren en vangen.
  • Op schouder laten stuiteren en vangen.
  • Gevangen bal in bak bij trainer en achteraan de rij

Enorm belangrijk om de bal te vangen
Wees enthousiast, stimuleer de kinderen om de bal te vangen

De trainer staat aan de ene kant van het net, de kinderen aan de andere kant van het net in een rijtje achter de achterlijn.
De eerste van de rij komt telkens het veld in en voert de oefeningen uit.

  • Op 2 bovenarmen met handen in de nek laten stuiteren en vangen.
  • Door benen laten stuiteren, omdraaien en vangen.
  • Op 2 bovenbenen met sprong laten stuiteren en vangen.
  • Op 2 wreven met sprong laten stuiteren en vangen.
  • Op schouder laten stuiteren en vangen.

in 3-tallen dus:

  • 1 bal bovenhands spelen en 1 bal gooien, beide ballen zelfde kant
  • 1 bal bovenhands spelen en 1 bal gooien de andere kant op. (bijvoorbeeld linksom spelen, rechtsom gooien)
  • 2 ballen bovenhands spelen, zelfde kant
  • 2 ballen bovenhands spelen en 1 bal gooien, zelfde kant

In 2 tallen tegenover elkaar:

  • 3 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.
  • 4 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.
  • In totaal 3 ballen, waarbij 1 bal tussendoor gegooid wordt en beide 1 ‘eigen’ bal hebben. Voordat je de gegooide bal vangt, gooi je je ‘eigen’ bal omhoog, vangt de gegooide bal, gooit deze weer terug en vangt je ‘eigen’ bal. Enzovoort.
  • 1 bal bovenhands spelen, 1 bal stuiteren tussendoor via grond.
  • 1 bal bovenhands spelen, 1 bal overschieten over grond.
  • 1 bal onderhands spelen, 1 bal rollen met gestrekte armen over grond.
  • 2 tallen rustig naar elkaar toe serveren.
  • Opgooi is belangrijk dus concentratie!

Let in de oefeningen goed op:

  • Pass moet hoog komen zodat speler de bal 'bovenhands' kan vangen.
  • Pass naar rechts, rechtervoet voor
  • Pass naar links, linkervoet voor
  • 'Ogen' van de schouders in de speelrichting

De oefening:

  • 3 tallen met 1 bal.
  • 1 en 2 staan naast elkaar, niet te dicht bij het net.
  • 3 staat tegenover 1 achterin het veld.
  • 1 gooit rechtdoor op 3 en 3 toetst diagonaal naar 2.
  • 2 vangt af en gooit dan rechtdoor op 3 en dan toetst 3 diagonaal naar 1.
  • 3 verplaatst zich dus steeds.

toetsen-onder-1-hoek-6


  • Er is één tikker.
  • Ongveer 2 a 3 ballen per 6 spelers 
  • De tikker moet proberen de deelnemers zonder bal zo snel mogelijk te tikken.
  • De personen die een bal hebben kunnen niet getikt worden.
  • Zij moeten echter wel ‘sociaal’ zijn en de bal naar de persoon gooien die bijna wordt getikt!
  • Als iemand is getikt, dan wordt diegene de tikker.
  • leg in elk veld op een willekeurige plek een mat.
  • Aan 2 kanten staat een groepje om te serveren.
  • Serveer op de mat.
  • Dan loop je achter je bal aan en sluit je aan de overkant aan in de rij.
  • Wie heeft de mat het meeste geraakt?
  • Spelers moeten proberen zo dicht mogelijk bij de achterlijn te staan, maar als het niet lukt mogen ze dichter bij het net gaan staan
  1. Breng je handen naar de grond vanuit een rechtopstaande houding en houd hierbij je benen gestrekt.
  2. Loop in kleine stapjes met je handen vooruit tot je niet meer verder kan.
  3. Loop vervolgens met je voeten vooruit richting je handen tot je niet meer verder kan. Maak kleine pasjes waarbij je alleen je enkels gebruikt om vooruit te lopen.
  4. Herhaal deze bewegingen een aantal keer.

movement-prep-hand-walk