De spelers oefenen met de overhead pass (met 2 handen, van boven het hoofd) en variëren daarbij met afstand spelers staan in een cirkel met 1 speler in het midden.
- 1 speler begint en gooit de bal met een chest pass naar de speler in het midden.
- Vervolgens loopt de eerste speler de bal achterna naar het midden.
- De speler die in het midden staan gooit de bal naar de volgende speler in de cirkel en loopt daar vervolgens achteraan enz.
De spelers staan in een cirkel en passen de bal naar elkaar.
- Ze mogen zelf weten naar wie ze gooien en welke pass variant ze gebruiken.
- Om de oefening moeilijker te maken kunnen meer basketballen gebruikt worden.