Oefeningen gericht op het op het juiste moment pakken van ballen die stuiten of rollen.
Organisatie:
Per tweetal of drietal een bal.
Uitvoering:
Tweetallen:
a) Nummer 1 rolt de bal enkele meters weg. Nummer 2 moet de bal zo snel mogelijk bemachtigen, oppakken en teruggooien. Wissel na 5 keer.
b) Nummer 1 gooit de bal met een klein boogje weg zodat deze op circa 4 meter afstand stuit. Nummer 2 probeert de bal zo snel mogelijk na de stuit te pakken.
c) Nummer 1 laat de bal vanaf 1,5 meter hoogte vallen vlak voor nummer 2. Nummer 2 probeert de bal zo snel mogelijk na de stuit te pakken. Let op: direct de hand op de bal leggen zodra deze omhoog komt.
Drietallen:
d) De aangever staat in het midden en rolt de bal enkele meters weg. De anderen mogen lopen zodra de bal los is. Wie pakt de bal het eerst? Wissel na 3 keer.
e) Als d, maar nu gooit de aangever de bal met een klein boogje weg zodat deze op circa 4 meter afstand stuit. Wie pakt de bal het eerst?
f) Als e, maar nu vanonder een korf. Degene die de bal het eerst heeft, mag een omdraaibal maken.
g) Als b, maar nu met drietallen. Wie reageert het snelst?