Spelers staan in receptie op positie I en IV met een passeur.
Eén reserve speler staat achter het veld.
Twee spelers rapen ballen.
Eén speler fungeert als opslaggooier.
Uitvoering
Oefening 1: De opslaggooier werpt de bal naar positie I in het achterveld (afgebakend met stippen). De twee receptiespelers blijven 10 ballen staan en wisselen steeds van positie. De passeurs lopen achter de bal en spelen deze hoog omhoog en vangen af.
Oefening 2: De bal wordt geworpen tussen positie I en VI. Receptiespelers moeten afspreken wie de bal neemt. Na 10 ballen wisselen de spelers van positie.
Oefening 3: Na de receptie volgt een pas naar positie III en een aanval. Spelers schuiven door van VI naar II naar I. Na 10 keer wisselen met de balrapers en de werpers. De niet-receptiespeler wordt de aanvaller. Nu met een scherm ertussen (werpen niet meer van het blokbord, wel roepen dat je gaat werpen). Daarna wisselen naar de andere kant van het veld, positie V en VI, en herhaal dezelfde oefening.