Korfbaloefening: leergang doorloopbal

Geschikt voor de volgende technieken: doorloopbal

Leergang doorloopbal

In het kort: basisoefening voor het aanleren of het verbeteren van de doorloopbal.

Organisatie: zie hieronder.

Eerste fase: aanleren hink

a ) De spelers stellen zich allemaal op aan een zijde van de zaal. Er worden geen materialen gebruikt. Iedereen gaat in looppastempo naar de overkant en springt op teken van de trainer omhoog (afzetten met één been).

b ) Idem, maar nu moet iedereen voor zichzelf nagaan welk been hij/zij steeds gebruikt bij de afzet

c ) Iedereen gaat in rustig looppastempo naar de overkant en maakt op het teken van de trainer een hink op het andere been dan het voorkeursbeen en daarna nog één pas om zo tot stand te komen. Het voorkeursbeen staat nu voor.

d ) Als c., maar nu volgt na de hink en de pas en kleine opsprong vanaf het voorkeursbeen, terwijl tegelijkertijd de beide handen (net als bij de doorloopbal) omhoog gebracht worden. Na de landing even wachten en daarna rustig verder lopen. Er is nu een hink-stap-sprong ritme aangebracht. Als dit ritme goed beheerst wordt, pakken we de bal erbij:

e ) Als d. maar nu met bal. Iedereen loopt naar de overkant, gooit de bal circa 2 meter omhoog en laat deze voor zich op de grond stuiten. Zodra de bal stuit, volgt de hink op het 'verkeerde' been. Tijdens de hinkfase wordt de bal gevangen. Daarna volgen de pas en een kleine opsprong, waarbij de bal met de handen omhoog wordt gebracht.

f ) Nu naar de korven. De aangever staat op circa 3-4 meter voor de korf. De bal ligt op zijn zijwaarts uitgestoken arm op circa 80 cm. hoogte. De doorloopbalnemer komt in rustig tempo aangelopen vanaf plm. 8 meter voor de korf. Als hij ter hoogte van de aangever is gekomen, maakt hij net als bij e. een hink op het 'verkeerde' been. Tijdens de hinkfase pakt hij de bal van de uitgestoken arm. Hij maakt nog een pas, waarna hij de bal omhoogbrengt, terwijl zijn voorkeursbeen voor staat. Zodra dit zonder grote haperingen verloopt, overstappen naar g.

g ) Als f., maar nu staat de aangever onder de korf en werpt hij de bal toe. Deze oefening is beduidend moeilijker dan de vorige. Enerzijds omdat de nemer niet weet wanneer de bal aangegooid wordt. Maar ook omdat de aangever de bal vaak niet goed zal plaatsen. Als tussenstap kun je er voor zorgen dat je alleen de betere spelers laat aangeven (of je doet het zelf).

Deze oefening is zo'n beetje de basis voor alle schietvormen. Het accent kan op vele zaken gelegd worden: aanleren van de techniek, verbeteren van de techniek, het uitoefenen op snelheid, verbeteren van de zuiverheid van het schot (door bewust correcties te laten aanbrengen bij mislukte schotpogingen), enz. Bij veel mensen werkt het erg goed als je opdrachten meegeeft als: 'bij welke korf hebben we het eerst ... doelpunten?' Verder is de oefening door z'n eenvoud ook geschikt om een training mee te starten of om op te nemen in een deel van de training waarin het onderhouden of verbeteren van de conditie centraal staat (in het laatste geval bij voorkeur met pilonnen werken).

De bewegingen bij de onderdelen j. t/m

m ) zijn vrij snel aangeleerd, veel moeilijker is echter de exacte timing. Om die aan te leren is het mijns inziens noodzakelijk de oefeningen veelvuldig met verdedigers erbij uit te voeren. Zie de oefening VIERTALLEN, MET EEN VASTE VERDEDIGER hieronder. Bij k. en l. zijn er diverse manieren om schijnbewegingen te maken.

Eigenschappen van de oefening

1
12
Benodigde materialen:
Niet van toepassing
Geschikt voor volgende niveau's:
Kangoeroes
F jeugd
E jeugd
D jeugd
C jeugd
B jeugd
A jeugd
Senioren