Gedeelde Training

1. elke speler met een bal

1. speler a werpt de bal onderhands met twee handen opwaarts
2. klapt in de handen achter de rug tijdens de bal bots en vangt de bal met de rechterhand
3. daarna werpt hij opnieuw en vant de bal na de bots met de linkerhand

2. per twee, elk een bal

1. speler a en b werpen gelijktijdig onderhands met 2 handen opwaards,
2. klappen in de handen achter de rug tijdens de balbots en
3. vangen de bal van de partner met de rechterhand.
4 idem maar vangen met de linkerhand

3. wedstrijdvorm : welk duo voert vorige oefening 12 x correct uit. 

4.  idem als oefening 1 werpt de bal met 1 hand (beurtelings uitvoeren links rechts)

5. per twee idem als oefening 26. per twee idemaals oefening 3

7. speler a werpt de bal onderhands op met de rechterhand, laat de bal 1 x botsen, staat onderhands met de rechterhand en vangt de bal (idem met linkerhand)

8. speler a slaat doorlopend onderhands na 1 bots (hij slaat beurtelings met de linker en rechterhand, wie maakt de hoogste reeks?

9.  idem als 8 maar tijdens de balbots klapt de speler in de handen achter de rug

10. speler a en be slaan beurtelings de eigen bal en de bal van de partner onderhds opwaarts na de bots, bovendien slaan ze beurtelings met de linker en rechterhand

11. welk duo maakt de hoogste reeks

12.  speler a en be staan met een bal achter een lijn op 5 à 6 m van elkaar

- speler a laat de bal 1 maal botsen en slaat de bal onderhands naar speler b :
- die tegelijkertijd zijn bal naar spelr a rolt en dan de bal van speler a vangt voor de bots
- speler a slaat beurtelings met de linker en rechterhand
- na 4 acties wisselen beide spelers van taak

13. wedstrijdvorm, welk duo maakt de hoogste reeks.

14.  spelers a & b laten de bal gelijktijdig 1 x botsen en slaan dan onderhndas met 1 hand naar de partner die de bal vangt voor de bots,
beurtelings slaan met de linker en rechterhand.

15 wedstrijdvorm : welk duo maakt de hoogste reeks. 

1.
- speler b in ruglig op een mat met een bal in de gestrekte armen
- speler a staat (als rechtshandige) met de rechternvoet achter speler b en met de linkervoet naast het hoofd van speler b
- speler c heeft een tweede bal; speler d staat aan de overkant van het net

- speler a vertrekt met de rechterhand onder de bal : hij zwaait de rechterarm 1 x achterwaarts-voorwaarts en slaat de bal uit de handen van speler b en over het net
- speler d vangt de bal voor de bots
- speler c geeft de bal aan speler be en speler d werpt of rolt de bal naar speler b
- speler a slaat 8 maal onderhands; dan draaien de spelers 1 positie door

2. wedstrijdvorm : hoeveel ballen slaat elk viertal onderhands over het net

3.
- speler b houdt de mat verticaal : speler a staat naast de mat op 30 cm afstand
- speler a staat met de linkervoet voor
- speler a en b hebben een bal

- speler a laat de bal 1 maal botsen naast zijn linkervoet en slaat de bal onderhands over het net
- speler d vangt de bal en werpt die naar speler c die de bal doorgeeft aan speler a
- na 8 acties schuiven de spelers1 positie door.

4. wedstrijdvorm idem als oefening 3
- puntentelling

- bal over het net geslagen maar niet gevangen = 1 punt
- bal over het net geslagen maar gevangen voor bots = 2 punten

5. idem als oefening 3 maar speler a heeft de bal op zijn linkerhand
- hij slaat de bal onderhands over het net
- speler a slaat 8 maal onderhands dan draaien de spelers 1 positie door

6 wedstrijdvorm : het viertal ontvangt 1 punt telkens de bal over het net wordt geslagen en gevangen wordt voor de bots

7. 

 de mat ligt aan de andere kant van het net ; speler c staat op de mat
- speler a staat met de tegengestelde voet voor de fietsband

speler a doet 2 acties na elkaar

- hij laat de bal 1 maal botsen en slaat onderhands over het net
- hij slaat de bal direct onderhands over het net (zonder bots)
- speler c of d vangt de bal en werpt die naar speler b die de bal op zijn beurt doorgeeft aan speler a

na 8 acties draaiende spelers 1 positie door
puntentelling
- als speler c de bal vangt in het terrein maar niet op de mat = 1 punt
- als speler c de bal vangt met 1 voet op de mat = 2 punten
- als spelcer c de bal vangt met 2 voeten op de mat = 3 punten

8. organisatie

-  3 terreinen naast elkaar; op terrein 2 ligt een mat, op terrein 3 ligt een fietsband
- de spelers van groep B staan in een terrein aan de overzijde van het net
- de spelers van groep A staan achter elkaar met 1 bal in terrein 1

- de spelers van groep A starten in terrein 1; zij slaan achtereenvolgens onderhands over het net na een baltbots en verplaatsen dan naar het volgende terrein.
- elke speler voert 3 x uit, dan wisselen de beide groepen

puntentelling

terrein 1 als speler e de bal vangt in het terrein = 1 punt
terrein 2 als spelerf de bal vangt met 2 voeten op de mat = 2 punten
terrein 3 als speler g de bal vangt met 2 voeten in de fietsband = 3 punten

9. idem als oefening 8 maar onderhands slaan zonder bots

- grootte half terrein 4,5 m breedt 6m diep
- nethoogte 2,5m
- 1 volleybal + 4 extra ballen
- spelers a en be tegenover spelers c en de, spelers b en d staan met een extra bal in elke hand achter het terrein

Opslag

- stand op de achterlijn : bal 1 x laten botsen en onderhands over de net spelen

Tijdens
- de spelers van elk duo slaan beurtelings over het net
- de trainger geefft aan op welke wijze de bal onderhands over het net geslagen wordt :
de bal van de tegenspeler vangen, 1 maal laten botsen, en onderhands over het net slaan
de bal van tegenspeler vangen en direct onderhands over het net slaan zonder bots

na-actie
-de 2 extra ballen overnemen van de partner
- beide spelers wisselen van plaats
- de extra ballen mogen de grond niet raken.