Beachvolleybaloefeningen voor de techniek conditie / kracht / uithoudingsvermogen
Spelbeschrijving
- Schietspel waarbij spelers een kaart mogen pakken na het scoren.
- Elke speelkaart heeft een kleur: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- Elke kleur correspondeert met een fitnessoefening.
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Na het pakken van een kaart, voer de bijbehorende oefening uit.
- Het aantal herhalingen is gelijk aan de waarde van de kaart. Bijvoorbeeld: Harten 4 = 4 keer opdrukken.
- Vervolg daarna het schieten.
- Het groepje met de meeste kaarten wint.
Uitvoering
- Spring op je linkervoet gedurende 10 seconden op de plaats en houd balans.
- Sprint naar de rode lijn.
- Herhaal op je rechtervoet en sprint opnieuw naar de rode lijn.
- Voer knieheffingen uit op de plaats gedurende 10 seconden, blijf op je tenen voor snelheid.
- Sprint naar de rode lijn.
- Doe 5 lunges met het rechterbeen en 5 met het linkerbeen.
- Sprint naar de rode lijn.
- Spring 3 keer zijwaarts over de lijn heen en weer.
- Sprint naar de rode lijn.
- Herhaal de zijwaartse sprongen met je rug naar het veld.
Doel
- Verzamel zoveel mogelijk kaarten door te scoren en voer de bijbehorende fitnessoefeningen uit.
- Bij het scoren mag een speler een kaart pakken.
- Elke speelkaart heeft een kleur: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- Elke kleur correspondeert met een specifieke fitnessoefening:
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Voer de oefening uit het aantal keer uit dat op de kaart staat aangegeven. Bijvoorbeeld, Harten 4 = 4 keer opdrukken.
- Na het voltooien van de oefening, mag de speler verder met schieten.
- Het groepje met de meeste kaarten wint.
Opstelling
- De groep staat in de vier hoeken van het veld opgesteld.
- Eén speler is de tikker en draagt een partijlintje.
- Op een teken steken de spelers het veld over in drie mogelijke richtingen: de korte zijde, de lange zijde of diagonaal.
- Bij terugkeer naar hun hoek verdienen ze respectievelijk één, twee of drie punten.
- De tikker probeert spelers te tikken. Getikte spelers moeten eerst terug naar hun hoek voordat ze opnieuw mogen oversteken.
- Probeer zoveel mogelijk punten te scoren binnen de afgesproken tijd.
Looptraining
- 30 seconden Jumping Jacks
- 30 seconden knieheffen
- 30 seconden hakken tegen billen
- 30 seconden brug met één voet op bal
- 30 seconden jump-lunge met bal tussen benen doorgeven
- 30 seconden schaats-sprongen
- 30 seconden Russian-twist (voeten van de vloer)
- Burpees opbouwen vanaf 25
- 30 seconden normale plank
- 30 seconden linker- en rechterbeen beurtelings optillen
- 30 seconden side plank op rechterzijde, andere arm gestrekt
- 30 seconden side plank op linkerzijde, andere arm gestrekt
- 30 seconden normale plank
- 30 seconden spiderman plank
- Bicycle crunch 2 x 1 minuut (20 seconden rust)
- 3 x 8 pylo-clap push-ups
Spelbeschrijving
- Het spel wordt gespeeld met minimaal 4 spelers.
- 1 speler is de muis en draagt een t-shirt of stukje stof achter in de broek.
- 1 speler is de hond en heeft een tennisbal.
- 2 spelers zijn katten zonder attribuut.
- De muis loopt rond met de hond.
- De katten proberen de staart van de muis af te pakken en naar hun kegel te brengen.
- De hond kan de kat met de tennisbal aantikken, waarna de kat een straf naar keuze in het kamp moet uitvoeren.
- Bij meer spelers kan er een extra groep worden gevormd en kunnen er twee spelletjes door elkaar worden gespeeld.
Uitvoering
- Markeer een begin- en eindlijn op het veld.
- Verspreid de dopjes willekeurig over het veld. Zorg ervoor dat het aantal dopjes gelijk is aan het aantal spelers in het team vermenigvuldigd met 2.
- De spelers moeten de dopjes één voor één naar de eindlijn brengen.
- Het team dat als eerste alle dopjes naar de eindlijn heeft gebracht, wint de wedstrijd.
Uitvoering
- De hele groep staat opgesteld achter een lijn aan de zijde van het veld.
- Op een teken lopen zij over naar de overzijde.
- Hurkzit
- Kniezit
- Buikligging
- Rugligging
- Zit met de rug naar de looprichting
- Verschillende oefeningen waarin je springend op je voeten steeds in balans moet blijven, en anderen eruit moet sprinten
- 10 seconden op de plaats op je linkervoet hinkelen, sprint tot rode lijn
- Hetzelfde op rechts, sprint tot rode lijn
- Knieheffend op de plaats gedurende 10 seconden. Steeds op je tenen blijven staan zodat je sneller bent, sprint naar rode lijn
- 5 lunges op rechts, en 5 op links. Sprint naar rode lijn
- 3x zijwaarts over de orde heen en weer springen, sprint naar rode lijn
- Hetzelfde, maar nu met de rug naar het veld toe
Rood staat vast aan het net en speelt 3 ballen op de passer.
- Rechtdoor
- Links
- Half kort
Let op:
- Pass en bewegingstechniek
- Beweging pas inzetten na spelen, dus niet doorlopen
- Hoek met de schouders
- Platform en wind
- Veld kan in zijn geheel of gedeeltelijk gebruikt worden.
- Doel is warm worden en focus
Beperking voorbeeld:
- Niet springen
- Alles 3 keer
- 3e bal OH
- Kleiner veld
Progressie:
- Met punten
- Veld vergroten
- Opdracht moeilijker maken
- Rood staat vast aan het net en speelt 2 ballen op de passer.
- Kort
- Lang
- Pass naar de golden cirkel en set naar de rode speler.
Let op:
- Pass en bewegingstechniek
- Beweging pas inzetten na spelen, dus niet doorlopen
- Hoek met de schouders
- Platform en wind