Beachvolleybaloefeningen
- Serveer de bal elke keer met een verschillend doel:
- Doel 1: Een precies gebied waar je de bal wilt serveren (leg bv. de hoepel er neer)
- Doel 2: Een wijd gebied waar je de bal wil serveren
- Doel 3: Een beperkt intern doel, bijvoorbeeld het gevoel van de bal in je vingers
- Doel 4: Een wijd intern doel, bijvoorbeeld het bekijken van de bal in je handen

Aanpassingen
- Kleiner doel creëren
- Serveren vanaf verschillende posities
- Bouw een aanval op aan één kant;
- De blokkeerder gaat voor de aanvaller staan, doet alsof hij springt en stapt naar achteren;
- De aanvaller speelt een korte bal over de blokkeerder; de blokkeerder verdedigt de bal waarna de rally verder gaat of de bal wordt gescoord.
- Wanneer de aanvaller in het midden komt, kun je beide kanten op trainen.
- Hetzelfde wanneer de aanvaller kort diagonaal speelt.
- De blokkeerder maakt een stap in de diagonaal, doet alsof hij springt en rent dan om de diagonale bal te verdedigen.

Variaties:
- De eerste bal moet kort gespeeld worden.
- Daarna speel je tegen elkaar om het punt.
- Pas het toe in een situatie waarbij de aanvaller geen restricties heeft.
- Trainer (of een van de spelers) gooit vanaf een tafel de eerste bal aan.
- De aanvaller mag de bal proberen te scoren in het gebied kort achter het net.
- Langs de lijn of diagonaal. Met een verdediger erbij kan de