facebook pixel

Korfbaloefeningen

Speler A schiet van voor de korf. Speler B vangt af. Speler B gooit uit naar speler A, trekt weg van de korf (richting maakt niet uit), krijgt de bal van A en schiet. Speler A vangt het schot af, speelt uit op speler B, trekt weg, krijgt de bal en schiet, speler B vangt af, etc...

In het kort: schietoefening (-spel) waarbij van verschillende kanten van de korf wordt geschoten.

Organisatie: per korf een tweetal met een bal, of bij gebrek aan voldoende korven 2 tweetallen met elk een bal. Bij elke korf vier pionnen of andere markeringstekens: 1 voor en 1 achter de korf en 1 links en 1 rechts van de korf, steeds op circa 6 meter afstand.

Van elk tweetal start er een onder de korf. De ander krijgt als opdracht om zo snel mogelijk vanaf elke pion een doelpunt te maken. Daarna wisselen van functie. Welk tweetal is het snelst klaar met 'de reis om de wereld'?

Variatie: de afstanden kunnen uiteraard naar believen groter of kleiner worden gemaakt. Of: bij elke pion 2 doelpunten maken.

Variatie: in plaats van schieten uit stilstand, kan er ook uit beweging worden geschoten, of gewoon: uitwijkballen nemen.

Variatie: Er wordt met 2 tweetallen per korf gewerkt. De twee schutters krijgen nu de opdracht om bij elke pion samen twee keer te scoren, het maakt niet uit wie de doelpunten maakt. Er wordt dus van functie gewisseld nadat er 4 keer 2 doelpunten zijn gemaakt. Bij welke korf is men het eerst 2 keer rond? (en heeft men dus het eerst 16 doelpunten gemaakt?) Deze variatie was in mijn Nic.-tijd een favoriete schietoefening. Veel later zag ik hem nog eens terug in een nieuw jasje: de opdracht moest (in de zaal) binnen 2 minuten worden volbracht, anders moest er voor straf een bepaalde afstand hard gelopen worden!

'Piepelen' kan een enorm vermoeiend spelletje zijn, als aan het eind twee spelers volkomen aan elkaar gewaagd zijn! Ik heb spelers volkomen kapot zien gaan!

De belangrijkste overweging achter de bovenstaande oefeningen is het feit dat er gewoonlijk bij voorkeur van voor de korf wordt geschoten. En aangezien een groot deel van het vak nou eenmaal naast of achter de korf ligt, moet er ook vanaf die plaatsen geoefend worden. En het schieten daarvandaan is ook echt anders: niet alleen vanwege het feit dat de korven meestal iets voorover hangen, maar ook omdat de bevestiging aan de paal voor de schutter duidelijk waarneembaar wordt, waardoor het inschatten van de juiste afstand en hoogte beïnvloed wordt.

Let erop dat je niet steeds op dezelfde plaats staat en daardoor één van de ploegen onbedoeld bevoordeelt.

Zuiver schieten is altijd belangrijk natuurlijk, maar hier komt het er wel heel erg op aan om doelpunten te maken. Wanneer spelers dit spelletje voor het eerst doen, dan zijn ze aanvankelijk vrij luidruchtig en komen er wellicht reacties als 'dit kan nooit!' of 'ik vind er niks aan'. Die verdwijnen na korte tijd vanzelf, men gaat zeer geconcentreerd schieten en het scoren gaat met sprongen vooruit. Wat eerst onmogelijk leek, blijkt dan toch te kunnen!

  • Per groepje een korf en een bal, de korven staan bij voorkeur (maar niet beslist noodzakelijk) in een cirkel of rechthoek opgesteld. 
  • Het aantal personen per groepje is minder belangrijk (wel alle groepjes ongeveer even groot).
  • De eerste opdracht aan de groepjes luidt: maak 10 doorloopbal doelpunten. 
  • Als je daarmee klaar bent, loopt de maker van het laatste doelpunt naar de trainer om daar de volgende opdracht te halen. Welk groepje heeft het eerst alle opdrachten uitgevoerd?
  • De trainer heeft een papiertje bij zich waarop een rij opdrachten staat. 
  • Als iemand komt om de volgende opdracht te halen, eerst even vragen welke opdracht net is uitgevoerd (dat kan na verloop van tijd behoorlijk uiteen lopen) en dan de volgende opdracht meegeven.
  • Lijstje:
    • 10 doorloopballen, 
    • 15 strafworpen, 
    • 5 schoten van 4 meter, 
    • 10 doorloopballen van achter de korf, 
    • 10 schoten van 3 meter achter de korf.

Alle spelers gaan in een kring staan. Speler A gooit de bal naar speler B, en rent vervolgens naar de plek van speler B. Speler B gooit de bal naar speler C, en gaat op de plek van speler C staan.

Compleet team: Een iemand is de tikker, en moet iedereen aftikken. De overige mensen hebben 2 ballen tot hun beschikking die ze mogen overspelen. Je mag niet getikt worden op het moment dat je de bal in je handen hebt. Dus als de tikker naar iemand toerend, moet je snel de bal naar deze speler gooien. Natuurlijk mag je niet eindeloos de bal vasthouden.

1 paal, 1 bal, 4 hoedjes in een vierkant en 9 spelers
De 4 aanvallers staan in een vierkant (bij de hoedjes) rondom de korf, de 4 verdedigers hebben met 1 hand de paal vast. De 9e persoon (de aangever) staat met de bal buiten het vierkant van de hoedjes. De aangever brengt de bal bij één van de aanvallers, de verdediger die tegenover de aanvaller staat die de bal ontvangt moet rennen om het hoedje terwijl de aanvallers nu zo snel mogelijk moeten scoren. Als het goed is weten de aanvallers snel de vrije persoon te vinden omdat één van de verdedigers om het hoedje moet rennen.

kort-snel-en-scoren-1

  • Suicide runs zijn korte sprints bedoeld om snelheid, kracht en behendigheid te verbeteren. 
  • Om een suïcide run te doen op een veld leg je vier markeringen neer. 
  • Kijk zelf welke afstanden je gebruikt/nodig hebt. 
  • Vervolgens tik je de eerste lijn aan, loop je terug naar het startpunt, tik je de tweede lijn aan, terug naar het startpunt etc. 
  • Als je alle vier de lijnen hebt aangetikt heb je aan het eind van de suïcide run een korfbalpaal staan daar moet je een strafworp nemen.
  • Je kan ook voor iets anders kiezen. 
  • Ook kun je er voor kiezen om ze achteruit terug te lopen. 
  • Verdeel de personen over 3 groepen. 

Tweetallen:

  1. Nummer 1 voor de korf (6 meter), 
  2. Nummer 2 met bal onder de korf. 1 pion links of rechts van de korf op ongeveer 4 tot 6 meter. 
  3. Nummer 2 gooit de bal naar nummer 1.
  4. Nummer 1 legt de bal op de grond en rent naar de pion en gaat er omheen richting de korf.
  5. Ondertussen rent nummer 1 naar de bal op de grond en speelt de bal naar de nummer 2 voor een diepte doorloopbal.
  6. Dit herhaald zich vervolgens totdat er 8 doorloopballen zijn gemaakt.


  • Belangrijk is het tempo: 
    • De lopers mogen niet stilstaan, maar je mag niet te traag gaan lopen. 
    • De timing van de passing moet correct zijn.
drawing Tom & Jerry 1.5

je hebt 3 kinderen per paal. 1 is de aanvaller, 1 de verdediger en 1 de aangever/afvanger. de aanvaller moet proberen te scoren en de verdediger moet dit voorkomen. wisselen wanneer de aanvaller heeft gescoord

! Vorm twee groepen. De aanvaller ontvangt een hesje.

Dit is lummelen op een korfbal manier. Er is namelijk 1 persoon de aanvaller, zij/hij begint met 1 verdediger. Binnen een speelvak moet zij/hij zien vrij te komen. Voor aan het speelvak staat de aangever. Zij/hij moet zorgen dat de bal goed aankomt bij de aanvaller in het vak. De andere spelers staan langs de kant. Mocht de aanvaller de bal goed ontvangen zonder dat de verdediger de bal onderschept komt er een verdediger bij. 


  • Vrijlopen
  • Gooien
  • Contact

4 pionnen in vierkant opstelling. 4 personen, bij elke pion staat 1 persoon, 1 met bal. Deze speelt de bal tegen de klok in, maar loopt met de klok mee naar de volgende pion. Steeds zo door. Er is steeds een pion zonder dame, maar de bal kan blijven rouleren.

In het kort: oefeningen in het op het juiste moment pakken van ballen die stuiten of rollen.

Organisatie: per tweetal of drietal een bal.

a ) De nummers 1 en 2 van elk tweetal staan naast elkaar. Nummer 1 rolt de bal enkele meters weg. Nummer 2 moet zo snel mogelijk de bal bemachtigen, oppakken en teruggooien. Na 5 keer wisselen. Let er op dat de spelers zo snel mogelijk de bal 'pakken' door er, zodra dat mogelijk is, één hand op te leggen.

b ) Als a., maar nu gooit nummer 1 de bal met een klein boogje weg, zodanig dat deze op circa 4 meter afstand stuit (en dan een stuit van ongeveer een halve meter hoog maakt). Nummer 2 moet proberen zo snel mogelijk na de stuit de bal te bemachtigen.

c ) Als b., maar nu laat nummer 1 de bal vanaf 1,5 meter hoogte vallen vlak voor nummer 2. Deze moet weer proberen de bal zo snel mogelijk na de stuit te pakken. Het zal blijken dat vrijwel iedereen de bal rustig een eindje omhoog laat komen en dan pas de bal pakt. Fout! (in de tussentijd kan een tegenstander gauw nog even de hand op de bal leggen). Precies op het moment dat de bal omhoog gaat komen, moet de hand op de bal worden gelegd. Pak die bal!

e ) Drietallen, de aangever staat in het midden. Deze rolt de bal enkele meters weg. Zodra de bal los is, mogen de beide anderen lopen. Wie heeft de bal het eerst? Na 3 keer wisselen.

d ) Als d., maar nu gooit de aangever de bal met een klein boogje weg, zodanig dat de bal op circa 4 meter afstandstuit (en daar dan een stuit van ongeveer een halve meter hoog zou maken). Wie van de twee 'werkers' heeft het eerst de bal te pakken door daar zijn hand op te leggen?

f ) Als e., maar nu vanonder een korf. Degene die de bal het eerst heeft, mag een omdraaibal maken.

g ) Als b., maar nu met drietallen. Wie reageert het snelst?