facebook pixel

Korfbaloefeningen voor de techniek aanval / scoren

  • Nummer 1 gaat strafworpen nemen, net zo lang tot dat er 10 gescoord zijn. 
  • Ondertussen doet nummer 2 loopoefeningen. 
  • Zodra nummer 1 er 10 gescoord heeft wordt er van functie gewisseld.
Uitleg
  • Zet in elke hoek van het veld een korf.
  • Bij elke korf staat een speler met een bal.
  • De overige vier spelers staan in het midden van het veld.
  • 1 speler is aanval, drie spelers zijn verdediger.
  • De verdedigers dienen de vier korven samen te verdedigen.
  • De aanvaller probeert binnen 25 seconden tot een doelpunt te komen.
  • Na iedere 25 seconde is een nieuwe aanvaller aan de beurt.
  • Wanneer je met meer dan 8 spelers bent, draai dan door.
drawing Zoek de vrije korf
  • Bij deze oefening heb je allemaal een functie. 
  • Degene die de bal heeft is de passer of de schutter. 
  • Als je als passer bezig bent, dan komt een ander voor het schot. 
  • De derde gaat voor de afvang. 
  • Je vult dus altijd een van die functies in.
  • De drie anderen nemen strafworpen
  • 1 korf, daaronder een duo van gelijke sexe in de aangeef.
  • Twee aanvallers voor de korf met daarbij twee verdedigers.
  • Twee spelers aan de kant (gelijke sexe als aangevers).
  • De aanvallers vallen anderhalve minuut aan, ze mogen met elkaar dubbelen en met de aangevers.
  • Ten aanzien van de aangeef gelden de volgende regels: na twee keer met de aanvaller(s) gedubbeld te hebben, moeten de aangever tollen.
  • Tenzij er op dat moment geschoten kan worden: dan moet het schot afgewacht worden natuurlijk.
  • Op het moment dat de aanvallers onderling dubbelen moet er getold worden
  • 2/1 Lopen na passing (schieten om te scoren niet omdat je vrij staat)
  • Een klein vierkant rondom de korf. Hierin moeten 2 spelers continu aanvallen en over passen. Na elke passing is de speler in beweging.
  • 3/1 idem
  • 3/1 Kruisen na passing. 
  • Telkens na elke pass gaat de gooier kruisen met de speler die de bal niet gekregen heeft en wisselen ze dus van positie.
  • 3/1 Zelfde als hierboven maar er voor zorgen dat je, zodra je de bal krijgt, klaar staat om tot schot te komen. Indien je goed staat en bal goed gevangen heb mag je schieten.
  • 3/2 Schieten, bewegen en kruisen.
  • 3/3 Schieten, bewegen en kruisen.
  • 3/3 Schieten, bewegen en kruisen met aangeef.
  • zorgedragen dat er een aangeef komt voor de korf zodat er ook een mogelijkheid onstaat om tot schot te komen.
  • 4/4 Allen bovengenoemde acties maar nu met verzorgde rebound, maar deze blijft niet in positie.


  • Zet in elke hoek van het veld een korf.
  • Bij elke korf staat een speler met een bal.
  • De overige vier spelers staan in het midden van het veld.
  • 1 speler is aanval, drie spelers zijn verdediger.
  • De verdedigers dienen de vier korven samen te verdedigen.
  • De aanvaller probeert binnen 25 seconden tot een doelpunt te komen.
  • Na iedere 25 seconden is een nieuwe aanvaller aan de beurt.
  • Wanneer je met meer dan 8 spelers bent, draai dan door.
drawing Zoek de vrije korf
  • 1 speler neemt voor de korf een uitwijkbal.
  • En kaatst de bal naar binnen.
  • Gaat vervolgens dezelfde kant op naar buiten.
  • De speler schiet pas nadat hij/ zij naar buiten is gegaan.
  • De oefening kan worden uitgebreid met een doorloopbal.
  • Het is belangrijk dat er continu met de buitenste hand wordt gepasst.
  • Speler A begint met de bal 2.5 meter schuin voor de paal. Speler B staat ook 2.5 meter schuin voor de paal. 
  • Speler A gooit de bal naar speler B en speler B weer terug. Zo brengen ze de bal op tot ongeveer 8 meter voor de paal. 
  • Vanuit daar start speler B voor een doorloopbal uit de ruimte die speler A aangeeft. 
  • Echter in plaats van dat speler B de doorloopbal neemt, komt deze nu in de aangeef en komt speler A naar binnen voor een uitwijkbal. Speler B vangt de bal af.
Een variant hierop: 
De bal pas gooien als speler B naast/ achter de korf loopt en speler B hier gelijk tot een schot komt. Speler A loopt gelijk naar binnen om de bal af te vangen.

Hier zijn dan weer meer varianten op te maken, zoals:
  •  Meeste doelpunten in een tijdsbestek van bijvoorbeeld 10 minuten
  •  Wie het eerste bij de 10 doelpunten is
  •  Moeilijker maken door bij iedere bal op de grond een punt eraf te halen.
  •  Eventueel met een 3e speler erbij om door te draaien en iets lager tempo aan te houden.

drawing Schieten uit de ruimte
 Speel 3 tegen 3 tegen 3 op 2 palen
 
  • Opdracht is om zo dicht mogelijk bij de korf vrijkomen. Geen steun en rebound neerzetten. Als je vrij staat, moet je schieten 
Hoogstwaarschijnlijk gaan er enorm veel passen gegeven worden zonder kansen. 
Bijsturen:  elke bal aannemen met de intentie om te schieten

  • Vanaf je in de 3 tegen 3 zit, moet er binnen de 4 passes geschoten worden. Het is dus belangrijk om effectief vrij lopen, en je moet dan ook gaan schieten. (de passing wordt nu belangrijk) 

Belangrijk is om alleen de pass te gooien als je denkt dat iemand kan schieten 
Belangrijk is ook om enkel de pass te gooien wanneer jij denkt dat je medespeler kan schieten. Je moet ook iedereen in elke positie kunnen vrijspelen. Hou de bal dus hoog. 
En als alles goed is, probeert iedereen dus vrij te komen. Daardoor is elke verdediger met zijn aanvaller bezig, en moet er dus ook geen statische rebound worden gezet. Zo kan iedereen gevaarlijk zijn. 

Wat is er belangrijk om te scoren? Schieten. 
Wat is er belangrijk om tot schot te komen? Vrij staan 
Wat is er belangrijk wanneer je vrijloopt? Klaar zijn om te schieten! Tenen en schouders wijzen naar de korf. Eigenlijk loop je in cirkel rond de paal.
drawing Schotgericht aanvallen
  • Variant op schot beweging driehoek 
    • In plaats van een schot
    • Start rebound weg voor een korte kans 
    • Speler voorin blijft aanspeelpunt 
    • Aangeeft neemt positie van rebound in (1/5)
  • Variant 2: 
    • Speler voorveld loopt een rugkant (ruimte)
    • Bal diagonaal en gooiende speler komt er naast
drawing Variant op driehoek schot beweging

In het kort: beoefenen van de standaardvormen van schieten met drietallen bij de korf.

Organisatie: per drietal een korf en een bal, de oefeningen starten steeds met één aangever onder de korf (met bal) en twee personen voor de korf. Na het schot wordt 'doorgedraaid', dat wil zeggen dat de schutter de volgende bal moet afvangen en aangeven. Na het aangeven volgt dan weer een schietbeurt. De oefening kan zonodig ook best met viertallen worden gedaan, de spelers krijgen dan domweg wat minder beurten. Desgewenst per korf een pilon gebruiken.

a ) Onderhandse doorloopballen nemen vanaf circa 10 meter voor de korf.

b ) Idem, maar nu bovenhands.

c ) Als a., maar de bal wordt vanonder de korf eerst naar voren gespeeld. De schutter plaatst de bal weer terug naar de aangever onder de korf en loopt er direct achteraan om de doorloopbal te nemen.

d ) Schieten uit stilstand van plm. 8 meter afstand (ook nu na het schot naar de korf lopen om de volgende bal te vangen).

e ) Schieten na een beweging naar links of rechts van plm. 7 meter afstand.

f ) Uitwijkballen nemen over links (starten bij pilon op circa 10 meter voor de korf, op 5 à 6 meter voor de korf een scherpe hoek naar links maken).

g ) Als f., nu over rechts.

h ) Strafworpen nemen.

i ) Als d., maar na het afstandsschot neemt de schutter nog een doorloopbal.

j ) De schutter dreigt met een doorloopbal, maar stopt zeer abrupt op plm. 3 meter voor de korf (in de hoop dat de verdediger 'doorschiet'), krijgt de bal en maakt het kansje af.

k ) De schutter maakt een uitwijkbeweging (over links, c.q. rechts), krijgt de bal, maar neemt in plaats van te schieten een doorloopbal. Er zijn diverse manieren om de bal naar binnen te plaatsen: met de 'buitenste hand' -dus bij een wijkbeweging naar rechts met een rechtshandige strekworp -, met een stuit, door een bovenhandse of een onderhandse slingerworp, of door de bal over te pakken op de andere hand met een linkshandige strekworp. Er zijn diverse factoren die bepalen welke methode het beste is, een goede korfballer zal meerdere manieren moeten beheersen.

l ) De schutter maakt een uitwijkbeweging, doet alsof hij de bal zal ontvangen (eventueel maakt de aangever een schijnworp), maar neemt meteen daarna een doorloopbal (dus als c., maar zonder bal).

m ) De schutter neemt een doorloopbal, na enkele meters wijkt hij plotseling uit. De wijkbeweging wordt echter niet doorgezet: er komt toch die doorloopbal. Ik noem het de Lucasbeweging, naar Albert Lucas die er veel succes mee had.

n ) Nummers 1 en 2 onder de korf, nummer 3 (die de bal heeft) ervoor. Nummer 1 start bij de korf vandaan, ontvangt de bal, maakt een halve draai en schiet (=wegstarten bij de korf). Nummer 2 vangt af, speelt op nummer 1, start weg, ontvangt de bal terug, maakt een halve draai en schiet. Nummer 3 vangt af enz.

o ) De schutter maakt een uitwijkbeweging over rechts, krijgt de bal, plaatst die echter weer terug naar de aangever onder de paal, en loopt zelf recht voor de korf langs (dus in de richting waar hij net vandaan komt). Hij ontvangt de bal weer terug en schiet.

In het kort: het beoefenen van snel starten en hoog springen in duels om de bal.

Organisatie: per drietal (ongeveer van dezelfde grootte) een bal en een stuk van de zaal of het veld.

Opsprongbal of scheidsrechtersworp. De nummers 2 en 3 staan vlak naast elkaar op enkele meters van nummer 1. Deze werpt de bal omhoog precies tussen nummer 2 en 3 in. De nummers 2 en 3 moeten proberen deze als eerste te bemachtigen. Wie wint het duel het vaakst? Na twee keer wisselen van functie.

De nummers 2 en 3 staan vlak naast elkaar op een metertje of 7 voor nummer 1. Deze werpt de bal een klein eindje omhoog. De nummers 2 en 3 sprinten erop af en proberen ieder voor zich de bal te pakken voor die op de grond valt. Na bijvoorbeeld 8 keer wisselen, na nogmaals 8 keer voor de tweede keer wisselen.

Nummer 1 staat tussen nummer 2 en 3 in. Hij rolt de bal een eindje weg. Zodra de bal de handen heeft verlaten, mogen de nummers 2 en 3 starten. Wie heeft de bal het eerst? Nummer 1 mag ook schijnworpen maken. Bij deze oefeningen zal lichamelijk contact optreden. Dat is dan officieel wel verboden, maar iedereen weet dat het voorkomt, en dat er in de wedstrijd heel veel wordt toegestaan, of niet opgemerkt door de scheidsrechters. Het is dan ook zinvol om het starten en springen te beoefenen met een tegenstander in de buurt die je af en toe lichtjes aanraakt of een zetje geeft (al dan niet expres). De ervaring heeft mij ook geleerd dat sommige spelers die in de wedstrijden eigenlijk alle duels verliezen (of zelfs uit de weg gaan), na één of enkele keren deze oefening gedaan te hebben, veel 'harder' kunnen spelen als dat moet. En dat soms dan nog leuk vinden ook... Genoeg hierover, het lijkt mij hier niet de plaats om aan te geven hoe door fysiek geweld tegenstanders overtroefd kunnen worden.

Als alinea hierboven, maar nu staat het drietal op een meter of 10 van een lijn. Wie heeft de bal die door nummer 1 wordt weggerold het eerst te pakken voor die over de lijn rolt, nummer 2 of nummer 3? Let wel: men mag niet 'doorschieten' over de lijn. Als nummer 2 bijvoorbeeld de bal weet binnen te houden door deze even tegen te houden, maar zelf niet tot stilstand komt voor de lijn, dan is er nog een leuke mogelijkheid voor nummer 3 die achterop geraakt was, om toch als eerste de bal te pakken!

De nummers 2 en 3 staan vlak naast elkaar op enkele meters afstand van nummer 1. Deze werpt de bal willekeurig de ruimte in: soms ver weg, soms dicht bij, soms van de beide anderen weg, soms met een boog in hun richting enz. Wie heeft de bal het eerst te pakken?