facebook pixel

Korfbaloefeningen voor de techniek schot / scoren / schieten

Begin opstelling
Drie groepjes bij de eerste pionnen.

Oefening
De eerste in de rij rent naar de hoepel en gaat via de onderkant, dus de hoepel gaat over hun hoofd heen, door de hoepel heen. Vervolgens gaat hij door middel van de verdediging houding naar pion twee. Omdraaien en via korte schijnpassen (links rechts) naar volgende pion. Vanaf daar aanzet tot doorloopbal. Daarna door naar paal voor schot. Dan terug naar begin, aantikken, volgende. Er vallen twee punten te verdienen per persoon. Eerste team met zes punten wint.

Verdediging houding:
Achter uit en door de knieën met je arm omhoog.

estafette-9

Paal 1 
Neem een doorloopbal

Paal 2                                                                                                
Neem een uitwijkbal aan de voorkant

Paal 3 
Neem een doorloopbal

Paal 4
Neem een uitwijkbal aan de achterkant

 

Wanneer iedereen is geweest , wisselen ze met degene onder de korf en dan mogen zij een rondje lopen.

Tellen!!

In het kort: beoefenen van de standaardvormen van schieten met drietallen bij de korf.

Organisatie: per drietal een korf en een bal, de oefeningen starten steeds met één aangever onder de korf (met bal) en twee personen voor de korf. Na het schot wordt 'doorgedraaid', dat wil zeggen dat de schutter de volgende bal moet afvangen en aangeven. Na het aangeven volgt dan weer een schietbeurt. De oefening kan zonodig ook best met viertallen worden gedaan, de spelers krijgen dan domweg wat minder beurten. Desgewenst per korf een pilon gebruiken.

a ) Onderhandse doorloopballen nemen vanaf circa 10 meter voor de korf.

b ) Idem, maar nu bovenhands.

c ) Als a., maar de bal wordt vanonder de korf eerst naar voren gespeeld. De schutter plaatst de bal weer terug naar de aangever onder de korf en loopt er direct achteraan om de doorloopbal te nemen.

d ) Schieten uit stilstand van plm. 8 meter afstand (ook nu na het schot naar de korf lopen om de volgende bal te vangen).

e ) Schieten na een beweging naar links of rechts van plm. 7 meter afstand.

f ) Uitwijkballen nemen over links (starten bij pilon op circa 10 meter voor de korf, op 5 à 6 meter voor de korf een scherpe hoek naar links maken).

g ) Als f., nu over rechts.

h ) Strafworpen nemen.

i ) Als d., maar na het afstandsschot neemt de schutter nog een doorloopbal.

j ) De schutter dreigt met een doorloopbal, maar stopt zeer abrupt op plm. 3 meter voor de korf (in de hoop dat de verdediger 'doorschiet'), krijgt de bal en maakt het kansje af.

k ) De schutter maakt een uitwijkbeweging (over links, c.q. rechts), krijgt de bal, maar neemt in plaats van te schieten een doorloopbal. Er zijn diverse manieren om de bal naar binnen te plaatsen: met de 'buitenste hand' -dus bij een wijkbeweging naar rechts met een rechtshandige strekworp -, met een stuit, door een bovenhandse of een onderhandse slingerworp, of door de bal over te pakken op de andere hand met een linkshandige strekworp. Er zijn diverse factoren die bepalen welke methode het beste is, een goede korfballer zal meerdere manieren moeten beheersen.

l ) De schutter maakt een uitwijkbeweging, doet alsof hij de bal zal ontvangen (eventueel maakt de aangever een schijnworp), maar neemt meteen daarna een doorloopbal (dus als c., maar zonder bal).

m ) De schutter neemt een doorloopbal, na enkele meters wijkt hij plotseling uit. De wijkbeweging wordt echter niet doorgezet: er komt toch die doorloopbal. Ik noem het de Lucasbeweging, naar Albert Lucas die er veel succes mee had.

n ) Nummers 1 en 2 onder de korf, nummer 3 (die de bal heeft) ervoor. Nummer 1 start bij de korf vandaan, ontvangt de bal, maakt een halve draai en schiet (=wegstarten bij de korf). Nummer 2 vangt af, speelt op nummer 1, start weg, ontvangt de bal terug, maakt een halve draai en schiet. Nummer 3 vangt af enz.

o ) De schutter maakt een uitwijkbeweging over rechts, krijgt de bal, plaatst die echter weer terug naar de aangever onder de paal, en loopt zelf recht voor de korf langs (dus in de richting waar hij net vandaan komt). Hij ontvangt de bal weer terug en schiet.

  • Start met 1 been in de ladder, andere been in de ladder en dan ernaast de benen om en om er weer uit. Ritme in-in_uit-uit. 
  • Een verdediger loopt tegengesteld mee achteruit. Na de ladder neem je een doorloopbal.
  • Spring met beide benen voorwaarts over de horde en vervolgens zijwaarts over de andere hordes, maak een zijwaartse beweging naar rechts, krijg de bal en scoor.
  • Ga met een ski beweging door de speedladder, aan het eind krijg je de bal en schiet direct.
  • 2 hoedjes vooruit, 1 hoedje terug, maak een doorloop beweging, krijg de bal en speel de aangever, die uitstapt aan.
  • 5 sprint tussen de twee hoedjes 2x heen en weer, maak een strafworp.
We werken met 3- of 4-tallen en elke oefening duurt 4 minuten.
drawing Schot en core stability circuit
  • De schutter speelt de bal in op de steun.
  • De schutter krijgt de bal na een korte beweging naar links of rechts teruggespeeld.
  • De schutter schiet op doel.
  • De afgevangen bal wordt direct weer op de schutter gespeeld.
  • De schutter speelt de aangeef weer aan.
  • De schutter komt opnieuw vrij op bijna dezelfde plek als het eerste schot.
  • Na 2x scoren wisselen van functie. Ieder pakt 3x elke functie.
  • De oefening kan ook met 4-tallen worden gespeeld.
  • In de afvang wordt het duel aangegaan tussen 2 afvangers.
Per korf 2 teams van 2
Markeer de schotafstand met kegels

  • Per team een aangever/ rebounder en een schutter.
  • Het doel is om als schutter 5x te scoren, dan verdien je 1 punt voor je team.
  • Wanneer 1 van de 2 teams een punt heeft, wisselen beide van functie en start men opnieuw met als doel 5x te scoren.
  • Het team dat als eerste 3 punten heeft, wint.
Let goed op de basistechniek van het schot. Belangrijk om goed uit te voeren. Vaak zullen spelers de neiging hebben om snel te gaan schieten onder tijdsdruk.
  • Doel van het spel is om als eerste de cijfers van 1 t/m 100 op te schrijven.
  • Twee speler spelen tegen elkaar. 
  • Degene die als eerste 2 doelpunten maakt
    • trainer kiest op welke manier) mag beginnen met schrijven. 
  • Deze schrijft zo snel mogelijk de cijfers 1, 2, 3, 4, enz op. 
  • De andere speler scoort intussen 2 kleine kansen. 
  • Als dat is gelukt, roept hij/zij STOP en pakt het potlood of de pen en gaat op zijn papiertje ook de cijfers van 1 t/m 100 opschrijven. 
  • De ander gaat nu kleine kansen nemen. 
  • Zo gaat dit door tot iemand de 100 heeft bereikt. 
  • Wie van het tweetal wint?
  • Dit kan ook met een schot van 3 meter of in drietallen met doorloopballen.
De focus in deze oefening ligt op het afmaken van kansen en het timen in de rebound. 
Maak je niet snel genoeg goals, dan verlies je het spel. 

  • Doelstelling is het maken van 5 doelpunten.
  • De rebounder onder de korf speelt tegen de schutter voor de korf. Wie van de twee spelers maakt als eerste 5 doelpunten? 
  • De rebounder start als aangever zodanig dat te schutter uit beweging moet schieten buiten de 4 meter. 
  • De rebounder mag alleen schieten als hij of zij de bal in één keer vangt zonder dat er een doelpunt is gemaakt.
  • Als er één speler 5 doelpunten scoort is deze speler de winnaar en stoppen alle andere groepen met spelen
  • Deze korf is de winnaarskorf, de korf die hiervan het verste staat, is de verliezerskorf
  • Dan schuift per paal elke winnaar -de speler die het meeste van de 5 punten scoorde- 1 plek op richting de winnaarskorf.
  • De verliezer -de speler die het minste van de 5 punten scoorde- schuift 1 plek op in de tegenovergestelde richting, richting de verliezerskorf
  • Bij gelijkspel neem je strafworpen, de speler die als eerste mist is de verliezer. 
3-tallen per paal. Rebound, doorloper, schutter.
  • De schutter krijgt de bal aangespeeld en schiet vanaf ongeveer 6 meter uit beweging
  • Zodra de doorloper denkt dat de bal gevangen kan worden, gaat ze voor de doorbraak en neemt een doorloopbal
  • Na de doorloopbal wordt de schutter, die haar speler bezig houdt, dus in beweging is, aangespeeld en schiet
  • Zodra de doorloper denkt dat de bal gevangen kan worden, gaat deze voor de doorbraak en neemt een doorloopbal
  • Na 3 schoten wordt er gewisseld van functie.  Schutter wordt rebounder, rebounder wordt doorloper en doorloper wordt schutter.
  • Welk 3-tal scoort als eerste 25x?
  • Zet de hordes 5 meter uit elkaar op 7 meter. 
    • Spring over de horde, krijg de bal in de sprong. 
    • Als je op de grond bent met het buitenste been, speel je de bal terug en maakt een doorloopbal. 
    • 5pp links en 5 pp rechts.
  • Zet de hordes nu op 5 meter en 5 meter uit elkaar. 
    • Spring over de horde, krijg de bal in de sprong en schiet als je neerkomt. 
    • Scoor 5x pp.
  • Met tweetal op de korf schieten tussen de 3 en 5 meter
  • Na 5 schoten wisselen van functie
  • 15x scoren
  • Idem maar nu wordt de bal bewust ongeveer 0,5 meter naast het lichaam geplaatst
  • Loop/spring in de bal
  • 10x scoren
  • Bij deze oefening heb je twee aangevers, elk met een bal en een schutter
  • Rond de paal liggen pionnen met verschillende kleuren. om de beurt roepen de aangevers een kleur. 
  • De schutter maakt vervolgens een actie naar die kleur toe en komt tot schot. 
  • Na  X doelpunten wisselen de spelers door van functie. 
  • Let op:
    • De speler moet al ingedraaid staan om te schieten
    • De speler moet altijd naar de bal kijken
    • Snel tot schot komen