Tennisoefeningen voor junioren 11 t/m 17
Uitvoering
- Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
- De spelers maken één voor één zijwaartse schuifpassen in de tramrails.
- Rennen langs het net.
- Gebruik een coördinatieladder.
- Herhaal de serie een paar keer.
Opstelling
- Zet de spelers per tweetal achter elkaar met hun gezicht richting de muur.
- Per tweetal één tennisbal.
- Speler 1 staat het dichtst bij de muur en begint door de bal tegen de muur te gooien.
- Speler 2 vangt de bal.
- Speler 1 loopt ondertussen via de rechterkant terug en vangt vervolgens de bal die speler 2 net tegen de muur heeft gegooid.
- Herhaal minstens 20 keer.
- Maak de oefening moeilijker door de bal op te laten vangen in een hoedje.
Uitvoering
- Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
- Laat hen één voor één zijwaartse sluitpassen maken binnen de tramrails.
- Vervolgens rennen ze langs het net.
- Gebruik een coördinatieladder voor extra uitdaging.
- Herhaal de reeks een paar keer.
Doel
- De student is in staat om op verschillende manieren forehand- en backhandtechnieken te slaan in dubbel- en enkelspel.
- Aangeven welke principes gelden bij het opbouwen van een punt.
- Zelfstandig spel- en oefenvormen op te starten en te onderhouden.
- Met aandacht en begrip, focus, werklust en strijdlust aan de les deel te nemen.
- Samen te werken en te overleggen.
- Regelkennis toe te passen.
Uitvoering
- De speler aan de overkant start in het midden van het veld op de basislijn en ontvangt een lage bal.
- De eerste bal moet verplicht met een slice rechtdoor worden gespeeld.
- De speler aan de kant van de trainer begint aan de enkelspel-lijn met een forehand of backhand, afhankelijk van de tegenovergestelde lijn van de eerste bal.
- Speel de rally uit.
- Kan je scoren met een volley? Dat levert 3 punten op.
Inleiding
- De trainer bespreekt kort de vorige les: wat hebben we gedaan en wat heb je geleerd?
- Inzoomen op forehands en backhands.
- Opbouw van een punt.
- Opstelling in dubbelspel.
- Samenwerken en overleg.
- Per tweetal proberen over te spelen.
- Creëer ruimte en sla de bal in de ruimte.
- Experimenteer met harder slaan, de bal eerder nemen en het spel bewust vertragen.
- Gebruik verschillende baanlengtes om te ervaren hoe hard, zacht, hoog, laag, diep of ondiep geslagen moet worden.
- Nadat de bal twee keer fout is geslagen, wisselt het tweetal met het wachtende tweetal.
- Wachtende studenten kunnen de opdracht controleren en in gedachten meedoen.
Uitvoering
- De spelers staan in het midden van het veld.
- Eén speler geeft de bal in via de voet, waarbij de bal in een servicevak moet botsen.
- De andere speler is verplicht om naar het net te volgen.
- Voor een lager niveau: niet volgen naar het net.
Uitvoering
- De spelers starten in één hoek van het veld op een mini-tennisbaan.
- Ze proberen met elkaar te volleyen tot aan de overzijde van het veld en weer terug.
- Tel het aantal keren dat ze heen en weer kunnen spelen.
Uitvoering
- Speel de bal rechtdoor over.
- Na elke slag moet je een punt aanraken.
- Beweeg een halve meter achter de baseline in het midden.
- Gebruik slechts een half veld.
Spelregels
- De spelers spelen 1 tegen 1 of 2 tegen 2, elk met een racket in de hand.
- Er ligt een hoepel in het midden tussen de teams.
- Ze gebruiken een babybal (paarse bal) en moeten de bal telkens in de hoepel slaan.
- Als de tegenstanders de bal niet meer kunnen terugspelen en deze twee keer stuitert, scoort het andere team een punt.
- Spelers mogen naar elkaar passen, maar niet storen.
- De spelers bewegen voortdurend rond hun hoepel om verschillende hoeken te creëren voor de tegenstander.
- Start met 1 tegen 1, daarna 2 tegen 2.
- Speel de bal eerst omhoog naar jezelf en probeer dan te scoren (1 speler tegen 1 speler).
- Ontvang de bal van de tegenstanders, speel deze omhoog (pass naar teamgenoot), en de teamgenoot moet de bal in de hoepel spelen (2 tegen 2 spelers).
Uitdaging
- Welk tweetal speelt in een bepaalde tijd de bal met de forehand de meeste keren over het net?
- Je mag elke goede forehand slag tellen.
- Als de bal fout gaat, hoef je niet opnieuw te beginnen; je mag doortellen.
- Speel alleen met de backhand.
- Gebruik beide technieken.
Uitvoering
- De spelers staan per twee tegenover elkaar buiten het cirkelgebied.
- Het cirkelgebied is afgebakend met strips, kegels of potjes.
- Op het startsignaal van de trainer proberen ze elkaar te tikken.
- Ze mogen zich alleen zijwaarts verplaatsen door middel van bijtrekpassen.
- Omwille van Corona: Houd een racket in de hand en tik daarmee.
- Het doel is om als eerste 3 punten te behalen.