Volleybaloefeningen
In een grote cirkel:
- Enkels draaien
- Armen spreiden en dan kleine rondjes maken, steeds grotere rondjes maken. Daarna weer terug. Groot beginnen en dan steeds kleinere rondjes maken.
- Vliegtuigje. 10 seconden op elke been.
- Planken: 30 seconden of 1 minuut
- 3x heen en weer lopen in loperspas naar het net
- 3x heen en weer lopen in loperspas naar het net, tijdens het lopen je armen zwaaien
- 3x heen en weer lopen in kruispas naar het net (armen mee zwaaien)
- 3x heen en weer zijwaarts naar het net (armen mee zwaaien)
- 2 tallen met 1 bal.
- 1 veld vol hoepels.
- Speler 1 staat in een willekeurige hoepel en speler 2 serveert daar heen.
- Vangt speler 1 de bal zonder uit de hoepel te stappen dan is de hoepel voor het tweetal.
- Wie heeft uiteindelijk de meeste hoepels?
- per hoepel een pun1
- Je gaat in 2-tallen deze oefening uitvoeren.
- Nummer 1 staat aan het net en nummer 2 in het veld.
- Je begint met beide bovenhands spelen, vervolgens mag alleen de speler aan het net bovenhands en de speler in het veld onderhands.
- En omgedraaid.
- Er staan 3 spelers aan het net en 1 speler in het veld.
- De buitenste personen, de meest linker en de meest rechter, spelen/gooien een diepe strakke bal.
- De persoon in het midden gooit een korte bal. (of andersom).
- De speler in het veld passt alle 3 de ballen en shuffelt naar de volgende plek toe.
- de trainer staat aan het net.
- 1 persoon in het veld.
- de trainer gooit moeilijke ballen
- de persoon in het veld moet ze de ballen 3 keer achter elkaar aanraken.
- doet hij/zij dit niet ga je door tot het hem/haar is gelukt.
- de rest van de spelers staan om het veld heen om de ballen af te vangen en in terug te leggen in de kar.
- 2 tegen 2, alleen gooien.
- Als je de bal over het net heb gegooid ren je om de pion heen.
- in een rijtje staan en de aangegooide bal in de korf spelen.
- Steeds verder weg gaan staan
- 2 met bal aan net,
- 3/4 meter uit elkaar,
- 2 min ballen onderarms op 7 m,
- 2 min ballen bovenhands op 7 m,
- 14 ballen, 2 min kort lang, 2 min bovenhands 3 meter.
- 2/3 verdedigen,
- 2 aan net op links en rechts voor, achterin ballen van de grond,
- aan het net spelverdelen en aanvallen.
- Blokkeren met 2 tallen,
- Aan elke zijde van het net een speler.
- De ene speler speelt een bal, net over het net.
- De ander moet deze blokkeren.
- Let op positie van de handen/vingers
- Rechts staan 2 spelers bij het net,
- hierachter 1 speler voor de verdediging.
- De 2 netspelers maken een blokbeweging.
- Na neerkomen speelt de trainer een korte bal aan de blokverdediging
- Deze moet worden gespeelt naar de SV welke deze bal bovenhands afvangt.
- Daarna gooit deze de bal in de ballen kar.
- Verdediger gaat in de rij voor blokeren.
- Middenblokker wordt rechter blokker.
- rechterblokker wordt verdediging.