Handbaloefeningen

Instructies
  • Vorm tweetallen.
  • Speler A voert loopoefeningen uit, speler B voert krachtoefeningen uit.
  • Wissel van oefening door elkaar aan te tikken wanneer speler A terug is van het lopen.
Krachtcircuit
  • Voer elke oefening 3 keer uit:
  • Squats
  • Jumping Jacks
  • Lunges
  • Planking
  • Push-ups
  • Op en neer met benen op bank
  • Balans: sta op één been, houd 3 seconden vast, wissel van been
Loopcircuit
  • Drie lijnen: kwart, half, en einde van de zaal, loop met bal.
  • Sprinten: 50%, 75%, 100%.
  • Zijwaarts schuiven heen en terug over de lengte van de zaal, 3 keer.
  • Achterwaarts lopen heen en terug over de zaal, 3 keer.
  • Drie passen voorwaarts, twee passen achterwaarts over de lengte van de zaal, 3 keer.
  • Korte versnellingsloopjes van 25% naar 100% bij 75% van de zaal.
Uitvoering
  • Elke ronde is 3 keer met een maximum van 3 minuten.
Uitvoering
  • Alle spelers staan in een rij op ongeveer één armlengte afstand van elkaar, met de benen wijd.
  • De eerste speler rolt de bal tussen de benen van de andere spelers door naar de laatste speler.
  • De laatste speler dribbelt met de bal tussen alle spelers door naar voren.
  • Daarna rolt deze speler de bal weer naar achteren.
drawing Rij met bal voor warming-up
Uitvoering
  • Alle spelers staan in een rij op ongeveer één armlengte afstand van elkaar met de benen wijd.
  • De eerste speler rolt de bal tussen de benen van de rest door naar de laatste speler.
  • Vervolgens gaat iedereen plat liggen en springt de laatste speler met de bal over iedereen heen.
  • Wanneer de speler vooraan is, staan alle spelers weer op met de benen wijd en rolt de speler de bal naar achteren.
  • Deze oefening kan ook in wedstrijdvorm met twee teams worden uitgevoerd. Wie heeft het snelst alle spelers naar voren?
drawing Warming-up met rij en liggen
Uitvoering
  • Linkerhoekspeler (LH) begint met druk zetten aan de buitenkant van de hoekverdediger.
  • Linkeropbouw (LO) zet druk tussen de hoekverdediger en de verdedigende rechteropbouw.
  • Middenopbouw (MO) zet druk tussen de verdedigende rechteropbouw en de middenachter.
  • Rechteropbouw (RO) zet druk tussen de middenachter en de verdedigende linkeropbouw.
  • Rechterhoekspeler (RH) zet druk tussen de verdedigende linkeropbouw en de hoekverdediger.
  • De RH gaat buitenom bij de hoekverdediger en gooit op doel.
  • Doorschuiven.
Uitvoering
  • De speler start in de hoek met schuiven.
  • Bij iedere pion stapt de speler uit.
  • De speler zakt na het uitstappen direct terug en schuift verder.
  • De speler schuift tot aan de pion in de hoek en start met een snelle tegenaanval.
Opstelling
  • Vier banken vormen een vierkant tegen elkaar aan.
  • Eén tot twee spelers staan in de kooi (vier banken) met tien ballen.
  • Vier tot zes spelers staan buiten de kooi met tien ballen.
Uitvoering
  • De spelers in de kooi proberen alle ballen uit de kooi te gooien.
  • Ze mogen de bal pas gooien als ze buiten de kooi stappen.
  • De spelers buiten de kooi proberen alle ballen in de bak te krijgen door erheen te rennen of dribbelen en de bal in de kooi te leggen, niet te gooien.
  • Degene die na één minuut de minste ballen heeft, wint.
drawing Ballenkooi warming-up
Uitvoering
  • Vorm twee rijen van spelers op 11 meter afstand.
  • Spelers dribbelen naar voren en maken een sprong voor een loopschot.
  • Oefen het werpen met de handen hoog links/rechts en laag links/rechts naar de grond.
  • De keeper geeft zelf aan en neemt de leiding over deze training.
Uitvoering
  • Vorm tweetallen en gebruik één bal per tweetal.
  • De eerste speler van het tweetal passt de bal naar zijn partner.
  • Na de pass sprint de speler om een pion en ontvangt de bal terug van zijn partner.
  • Herhaal de oefening waarbij de andere speler van het tweetal dezelfde stappen volgt.
drawing Passeren en conditie
Uitvoering
  • 2 à 3 spelers op de linkeropbouw (kan ook een andere positie zijn) oefenen schoten.
  • De overige spelers verzamelen ballen en één speler geeft steeds de ballen aan.
  • Schieten vanaf de linkeropbouw achter elkaar door.
  • De speler die als eerste 10 keer scoort, wint.
  • Na een schot moet de speler achterwaarts naar zijn positie teruglopen.
Variaties
  • Verschillende manieren van aanlopen (bijvoorbeeld iets naar binnen of naar buiten).
  • Verschillende schoten (onderhandse worp, knik worp, uit de loop, enzovoort).
  • Gebruik meer dan één positie.
Doel
  • Wie behaalt als eerste 21 punten?
Uitvoering
  • De spelers gooien vanaf de stippellijn op doel.
  • De keeper probeert de ballen tegen te houden.
  • Een doelpunt levert een punt op voor de spelers.
  • Houdt de keeper de bal tegen, dan krijgt de keeper een punt.
  • Wie als eerste 21 punten heeft, is de winnaar.
Uitvoering
  • Linker opbouwspeler speelt met een stuiter de bal naar de hoekspeler.
  • Hoekspeler speelt de bal terug naar de linker opbouwspeler.
  • Linker opbouwspeler zet druk op de verdediging.
  • Hoekspeler komt achterlangs en ontvangt de bal.
  • Hoekspeler speelt de bal naar de rechter opbouwspeler en wacht even.
  • Hoekspeler start naar de cirkel tussen de posities 3 en 2.
  • Hoekspeler ontvangt de bal van de rechter opbouwspeler en rondt af op doel.
drawing Aanval met 1 wissel
Uitvoering
  • Spelers staan in een rij met 1 meter afstand van elkaar.
  • De speler die als laatste in de rij staat, slalomt tussen de anderen door naar voren.
  • De speler sprint tot hij of zij vooraan staat.
  • Daarna herhaalt de volgende speler die achteraan staat de actie.
drawing Slalom warming-up