Inline-skateoefeningen voor senioren
Uitvoering
- Maak een beetje snelheid en rij in spreidstand met de skates recht vooruit.
- Houd het gewicht op één gebogen been, terwijl het andere been zijwaarts gestrekt is.
- Breng je gewicht over van het ene naar het andere been zonder omhoog te komen.
- Controleer of je gewicht op je steunbeen rust door het gestrekte been zijwaarts op te heffen.
- De skates blijven evenwijdig en recht vooruit, waardoor de snelheid niet mag toenemen.
Uitvoering
- Plaats kegels op een lijn met een tussenafstand van ongeveer 2 meter.
- Schuif over de grond, wat betekent skaten zonder dat de skates loskomen van de grond, over een kegel.
- Breng tussen de kegels je gewicht over van het ene been naar het andere.
- Haal gelijktijdig met het overbrengen het andere afzetbeen over de grond bij tot de voeten gesloten zijn.
- Wissel af tussen links en rechts.
Uitvoering
- Iedereen skate over de lijnen zonder een specifieke kleur te raken.
- Bij de aangegeven kleur moeten ze erover springen.
- Elke ronde is er een andere kleur die niet geraakt mag worden.
- Er staat een tikker in het midden die deelnemers kan aantikken.
- Als je een lijn raakt, ben je direct uit het spel.
- Eén trainer doet mee, de ander controleert op valsspelen.
Activiteiten
- Kegels voor visjes en slalom.
- Ramp voor springen.
- Vier grote kegels om het terrein af te bakenen.
- Skaters kunnen vrij oefenen binnen de afgebakende ruimte.
- Trainers skaten rond en geven uitleg waar nodig.
Teams en Kegels
- Er zijn twee teams.
- Elk team heeft op 25 meter voor zich een kegel staan.
- Na het fluitsignaal loopt elk persoon van het team schuin naar de kegel die tegenover de andere ploeg staat en legt deze neer.
- Daarna loopt die verder naar de eigen kegel, zet die recht en skate weer terug naar het eigen team.
- De volgende persoon vertrekt en doet hetzelfde.
- Na een tijdje zal een team een voorsprong hebben.
- Vanaf het moment dat je aan je eigen kegel komt en deze nog rechtstaat, krijg je een punt.
- Het team met de meeste punten wint.
Uitvoering
- Skate rond in een cirkel.
- Bij het fluitsignaal roept de trainer een opdracht.
- Stoppen
- Versnellen
- Skaten op één been
- Hurken tijdens het skaten
- Visjes maken
- Van richting veranderen
- Achteruit skaten
- Zo hoog mogelijk springen
- Een trainer roept de opdrachten.
- Een andere trainer skate mee en geeft uitleg indien nodig.
- Het spelterrein is aan beide uiteinden begrensd door een lijn A en B.
- Eén speler is tikker. De anderen proberen over te lopen.
- Wie getikt wordt, moet blijven staan waar hij was en wordt etalagepop. De anderen kunnen een "etalagepop" verlossen door hem over de lijn te dragen.
- De spelers moeten altijd samen overlopen, in dezelfde richting.
- De etalagepoppen mogen alleen over de lijn gezet worden waarnaar ze zelf aan het lopen waren, bijvoorbeeld A.
- De spelers mogen wel, zelfs al lopen ze in de richting van lijn B, de etalagepoppen een eindje in de richting van lijn A zetten.
- De tikkers mogen afgewisseld worden.
- Verschillende postjes om vrij te oefenen.
- Kegels voor visjes en slalom.
- Ramp.
- Springen.
- Daar rond zetten we 4 grote kegels zodat dit terrein goed afgebakend is en mensen nog toeren kunnen skaten als ze dit zouden willen zonder in de weg te skaten van anderen.
- Trainers skaten rond en geven uitleg waar nodig.
- Er zijn twee teams.
- Elk team heeft op 25 meter voor zich een kegel staan.
- Na het fluitsignaal loopt elk persoon van dat team schuin naar de kegel die tegenover de andere ploeg staat en legt deze neer.
- Daarna loopt die verder naar de eigen kegel en zet die recht en skate daarna weer terug naar het eigen team.
- De volgende vertrekt en doet hetzelfde.
- Na een tijdje gaat een team een voorsprong hebben en vanaf het moment dat je aan je eigen kegel komt en deze nog rechtstaat, dan heb je een punt.
- Wie de meeste punten heeft, heeft gewonnen.
- Iedereen skate over zonder dat ze één bepaalde kleur van lijn mogen raken, daar moeten ze over springen.
- Elke keer is het een andere kleur.
- Er staat een tikker in het midden die je ook kan aantikken, als je een lijn hebt geraakt ben je sowieso uit.
- Eén trainer doet mee, de ander controleert of er niemand valsspeelt.
- Rondskaten
- Fluiten en hierna een oefening roepen.
Mogelijkheden zijn:
1. stoppen
2. versnellen
3. op 1 been
4. hurken
5. visjes
6. veranderen van richting
7. achteruit
8. zo hoog mogelijk springen
- 1 trainer roept de opdrachten, de ander skate mee om hier en daar een beetje uitleg te geven aan de mensen die de oefening nog niet zo goed beheersen.
Tikspel
- Er is een tikker.
- Wanneer je getikt bent, ga je liggen op de grond.
- Je kunt bevrijd worden wanneer iemand voor je stopt en over je stapt, of als dat al lukt, kan de persoon ook over je springen.