facebook pixel

Korfbaloefeningen

Bij oefenen van 1:1 duel voor de aanvaller is de rol van de verdediger heel belangrijk. Door zijn doen of laten dwingt hij de aanvaller tot een bepaalde actie. Doseer de verdedigers om de aanvaller gefaseerd de techniek en vooral timing aan te leren.

Het aanspeelbaar blijven is niet zo moeilijk als de aanvaller groter is dan de verdediger, de bal kan eenvoudig hoog worden aangespeeld. Bij kleinere aanvallers is het moeilijker, overheen spelen is vaak een boogbal die achter de aanvaller wordt geplaatst. Door te bewegen in de breedtelijn voor de korf moet de aanvaller zien los te komen.

De organisatie is in drie- of viertallen een vaste functieverdeling, 1 of 2 aangevers, een aanvaller en een verdediger. Oefeningen duren steeds 45 seconden.

Oefening 1

De aanvaller komt zoveel mogelijk tot schot, elk soort schot is toegestaan. De verdediger volgt alleen, hij blokkeert de schoten of het aangeven niet.

Oefening 2

De verdediger probeert alle afstandschoten te blokkeren. De aanvaller kan doorloopballen nemen. Als de verdediger niet voldoende nadert kan het schot alsnog worden genomen.

Oefening 3

De verdediger gaat de doorloopbal onmogelijk maken door een veilige afstand in acht te houden. De aanvaller zal meer gaan schieten.

Het zal blijken dat de aanvaller steeds verder bij de korf vandaan komt te staan, waardoor de schoten aan kwaliteit inboeten. De aanvaller moet de tegenstander eerst opzoeken en als de afstand klein genoeg is een uitwijkbeweging maken. Het opzoeken van de tegenstander gaat het eenvoudigst door te doen alsof er een doorloopbal wordt genomen, dus hoog looptempo.

Oefening 4

De aanvaller speelt samen met de aangever(s) en kan geduldig zoeken naar de goede kans. Binnen de tijd mag de aanvaller drie kansen creëren. De aanvaller leert dat niet elke kans moet worden genomen.

Oefening 5

De aanvaller krijgt de opdracht tweemaal te scoren in 45 seconden, in welke vorm dan ook.

In de voorgaande oefeningen heeft de verdediger zich slechts beperkt tot het voorkomen van schieten. De oefeningen kunnen worden herhaald waarbij de verdediger het aanspelen belemmert. De aanvaller moet nu reageren en moeite doen om aanspeelbaar te zijn en te blijven. Na het ontvangen van de bal is er vaak ruimte voor een schot.

Afstand: 20 meter met na 10 meter een pion.

  • 10 keer heen en weer joggen in rustig tempo.
  • Tot de helft 10 meter op je hakken lopen, daarna uit joggen en weer terug joggen.
  • Tot de helft 10 meter op je tenen lopen, daarna uit joggen en weer terug joggen.
  • 2 keer heen en weer zijwaarts in het midden omwisselen van kant.
  • 2 keer tot de helft (10 meter) knieheffen, daarna uit sprinten en terug joggen.
  • 5 keer heen en weer joggen in iets hoger tempo.

Per 4-tal de vrije bal oefenen. Gebruik 3 personen voor de aanval. persoon 1 neemt de vrijebal, persoon 2 en 3 geven aan. Persoon 4 gaat de vrije bal verdedigen op persoon 1.

In het kort: schietspelletje vanaf diverse, steeds groter wordende afstanden van de korf.

Organisatie: tweetallen per korf. Bij voorkeur ook een stuk of 6 markeringstekens per korf, in de zaal is dat veelal niet nodig, daar staan meestal voldoende lijnen (strepen) op de vloer.

De eerste schutter van elk groepje begint op 2 meter van de korf te schieten. Nadat er gescoord is, gaat hij schieten van 3 meter afstand. Heeft hij ook daar vandaan gescoord, dan van 4 meter enz. Zodra de schutter mist, is de ander van het tweetal aan de beurt. Wie van de schutters heeft het eerst vanaf elke 'streep' gescoord?

Het doel van deze oefeningen is dat je met drietal/ viertal steeds blijft bewegen in een rustig tempo en om beurten een kans neemt om te scoren.
De schoten komen van alle kanten van de korf.
  • 40 doorloopballen scoren, de schutter vangt de bal zelf af en 1 van de 2 anderen komt naar binnen voor een kans. Bij 4-tal kan de bal door ander worden afgevangen.
  • 15 uitwijkballen scoren. Als de bal is afgevangen, maakt de derde speler direct een uitwijk beweging en wordt aangespeeld. Timing is dus belangrijk.
  • 20 afstandsschoten van ongeveer 6-8 meter vanaf de korf, ook hier blijf je bewegen tot je de bal aangespeeld krijgt.
Tot slot scoort elke speelster 5 strafworpen achter elkaar. De anderen kunnen in die tijd rekken als ze dat willen.
  • 2 tallen:
    • Wie scoort de meeste rondjes?
  • Nummer 1 gaat schieten, nummer 2 gaat afvangen.
  • De nummer 1 begint voor de korf en zal aan elke kant van de korf 1x schieten. (voor, rechts,achter, links)
  • Als de nummer 1, 50% van deze 4 kansen raak schiet, mag diegene aan een nieuw rondje beginnen. 
  • De nummer 1 telt hoeveel rondjes hij/zij maakt.
  • Wanneer niet 2 van de 4 kansen wordt geraakt, dan moet er gewisseld worden. 
  • Diegene die na 5 a 10 minuten de meeste rondjes heeft gemaakt, is de winnaar!
  • Te moeilijk: 
    • 1x scoren per rondje. 
  • Variatie: 
    • Begin het eerste rondje op 2 meter, daarna op 4, 6, 8 en 10 meter.
drawing Rad van Fortuin
  • We zetten de pionnen op 10 meter afstand van elkaar in een vierkant.
  • Vervolgens gaan ze op volle 100% een aantal seconde lang sprinten.
  • Ze beginnen met:
    • 15 seconde volle sprint.
      • 30 seconde rust.
    • 45 seconde volle sprint.
      • 1 minuut rust.
    • 75 seconde volle sprint.
      • 1 minuut rust.
    • 105 seconde volle sprint.
      • 1 minuut rust.
    • 75 seconde volle sprint.
      • 1 minuut rust.
    • 45 seconde volle sprint.
      • 1 minuut rust.
    • 15 seconde volle sprint.

      EINDE!!!!
  • Twee spelers hebben twee pionnetjes tussen hen in staan in twee verschillende kleuren.
  • Nummer de pionnen 1 en 2 of naar een kleur bijvoorbeeld rood en wit.
  • Spelers zetten de pionnen tussen elkaar in en planken.
  • Wanneer de trainer een kleur of nummer roept, zo snel mogelijk de hand erop.
  • De speler die als eerste is wint, best of 5.
  • Winnaars schuiven de ene kant op, verliezers de andere.
  • Met 3-tallen bij een korf. 
  • 2 schutters en 1 afvanger. 
  • De schutters blijven bewegen rond de korf op ongeveer 5 meter. Zij krijgen om beurten de bal aangespeeld. 
  • Degene die het eerst 3x scoort blijft staan, de andere schutter gaat vangen. 
  • Wie schiet als eerste 5x iemand weg.

Opdracht:

  • Wie is het eerste een rondje rond de bal of de speler?


Regels:

  • Iedereen staat in een cirkel met zoveel ruimte dat je snel een bal kunt gooien.
  • De bal start rechts van het kind dat gaat lopen.
  • Het kind dat gaat renen, rent tegelijk met het gooien van de eerste bal aan de buitenkant van de kring.
  • Zet 3 palen neer in een driehoek aan de rand van het veld, onder iedere paal een aangever zonder bal
  • Op een goede doorloop afstand zet je een pion neer, bij de pion de rest van de spelers met bal.
  • Je gooit de bal naar de middelste korf en neemt op deze paal een doorloop
  • De aangever vangt af.
  • De afvanger gooit de bal na 1 van de 2 korfbal (vrije korf) en neemt hier ook een doorloop.


Aan te passen door:

  • 1ste paal doorloop
  • 2de paal in/uit schot


  • 1ste paal korte kans aangever
  • 2de paal breed lopen schot

doorloop-en-schot-oefening-op-meerdere-palen

De kinderen maken voor de korf een doorloopbal en achter de korf een doorloopbal. Als de doorloopballen allebei raak zijn dan hebben ze drie punten. Wie er het eerst drie punten heeft, heeft gewonnen.