Korfbaloefeningen voor a jeugd
- Een aangever onder de korf met bal, een afvanger achter de korf en de aanvallers voor de korf op acht meter.
- De aanvaller neemt een afstandschot uit beweging, willekeurig links of rechts.
- De aangever sluit aan bij de aanvallers, de afvanger wordt aangever en de aanvaller wordt afvanger.
Wat kun je zien?
- Roulatie van rollen kost gewenning.
- Niet iedere speler weet waar vandaan hij kan schieten.
- Spelers hebben moeite bij het afvangen om in te schatten waar de bal komt.
- Het werpen naar een lopende aanvaller gebeurt onnauwkeurig.
- Timing van de lichaamshouding van de aanvaller voor het schot. Het is pas goed als de schutter staat op het moment dat de bal gevangen wordt. Staan betekent: frontaal in de richting van de korf staan, neus en navel wijzen richting paal en de voeten staan in een lichte spreidstand.
- Het vangen van de bal bij de schutter gebeurt in twee fasen, ten eerste wil de schutter de bal bemachtigen, daarna wordt de bal goed in de handen genomen om een schot te kunnen lossen. Het is pas goed als na het vangen direct een schot kan worden ingezet. Let dus op de juiste vanghouding van de handen alvorens het schot wordt ingezet.
Variatie 1:
- Als vorige oefening, maar na het schot blijft de schutter wachten tot de bal is afgevangen en neemt een doorloopbal.
- De afvanger vangt ook de doorloopbal af.
Wat kun je zien?
- Het geduldig wachten na het schot, terwijl de schutter in beweging is, is moeilijk voor de schutter omdat de concentratie al gaat naar de doorloopbal. Het schieten is dan slechts een beurt invullen en geen poging om te scoren. Concentratie van het schot betekent ook het volgen van de bal nadat deze is losgelaten.
- Het afvangen van het schot, aangeven van de doorloopbal en afvangen van de doorloopbal levert storingen op.
Variatie 2:
- Als vorige oefening, maar voordat de schutter de doorloopbal neemt, ontvanger hij de bal, maakt een schijnschot, gooit terug met één hand naar de aangever en neemt dan pas een doorloopbal.
- Een schijnschot betekent dat de beginhouding van het schot wordt ingenomen, de bal met twee handen wordt gestrekt maar niet wordt losgelaten.
- In plaats daarvan gooit de schutter terug naar de aangever met één hand.
- De keuze links of rechts is vaak afhankelijk van de positie van de verdediger, daar wordt bij de volgende oefening aandacht aan besteed.
Variatie 3:
- Als vorige oefening, maar de 1e aangever sluit niet direct aan achter de aanvallers.
- Na het eerste schot van de schutter (dit schot blijft zonder tegenstander) zal de afvanger de bal gooien naar de schutter.
- Op dat moment gaat de 1e aangever als verdediger naar de schutter om het (schijn)schot te blokkeren.
- De schutter passeert de verdediger en neemt de doorloopbal.
- De verdediger sluit nu aan achter de aanvallers.
Wat kun je zien?
- Door veel voorbeelden en geduldig oefenen komt er beheersing van de vorm.
- Het schijnschot wordt overgeslagen, er wordt direct na het ontvangen van de bal met twee handen naar binnen geplaatst. Leg accent op het schijnschot om de tegenstander te foppen.
- Het naar binnen werpen gebeurt niet nauwkeurig en niet met één hand.
- Het aantal doelpunten kan in het begin tegenvallen omdat er veel concentratie uitgaat naar de vorm van de oefening. Met name de juiste keuze om de verdediger voorbij te spelen is van belang, dat dat in eerste instantie ten koste gaat van de score is acceptabel.
- De verdediger moet attent zijn om botsingen te voorkomen.
- De verdediger kan zijn handen gebruiken om de pass naar binnen te blokkeren. Dit leidt tot nieuwe moeilijkheden voor de aanvaller. Faseer de druk die de verdediger uitoefent (bijvoorbeeld met twee handen op de rug, dan een hand gebruiken, verplicht inspringen en dan pas volledig verdedigen op het schot.)
- Er staan 4 pionnen voor de korf.
- 2 pionnen van elk dezelfde kleur.
- Deze pionnen staan in een vierkant.
- 1 speler staat onder de korf en 2 spelers staan tussen de pionnen in.
- De 2 spelers tussen de pionnen starten met een licht dribbelpas richting de korf.
- De speler onder de korf noemt de kleur van 1 van de 2 kleuren pionnen.
- De volgende acties zijn mogelijk:
- De spelers rennen naar de achterste 2 pionnen draaien er omheen en sprinten naar de korf en de eerste die neemt een doorloopbal.
- De spelers rennen naar de eerste twee pionnen en tikken deze aan en rennen terug naar de korf en de eerste neemt een doorloopbal.
- 1 speler staat bij pion 1,
- 1 speler staat bij pion 2.
- Persoon 2 maakt keuze of hij naar pion 3 of pion 4 sprint.
- Persoon 1 staat met zijn rug naar persoon 2 toe
- Zodra hij/zij ziet dat persoon 2 een keuze heeft gemaakt dan probeert hij/zij persoon 2 te tikken voordat hij/zij pion 3 of 4 heeft aangeraakt.
- Er staat iemand met 2 kleuren pionnen in zijn handen.
- Dezelfde 2 kleuren pionnen liggen op de grond.
- 1 persoon loopt recht richting de persoon met de 2 pionnen.
- De persoon met de pionnen houdt de pionnen achter zijn lichaam.
- Zodra de ander dichtbij hem/haar is laat hij 1 van de pionnen zien.
- De kleur die omhoog gehouden wordt is de kleur waarheen de ander moet sprinten.
- Tweetallen met een bal.
- De handen zijn omhoog en de bal is tussen de handen van de twee personen,
- Bal word door het tweetal geklemd.
- Het tweetal brengt de kuiten op spanning.
- De knie word om hoog getrokken, de kuit van het andere been blijft op spanning, en dit wissel je continu om.
- Totdat de trainer zegt dat met mag sprinten.
- De spelers draaien zich om en zetten een sprint in tot aan het einde van het veld.
- er staat 1 aanvaller onder de paal
- er staat 1 aangever voor de korf
- er staat 1 aanvaller voor de korf
- de aanvaller loopt naar de steun en dan richting de linker of rechterhoek van het veld(in een soort V)
- de verdediger geeft daarbij volle druk op het schot.
- wanneer de aanvaller de bal terug krijgt maakt deze een schotdreiging.
- de steun en de vang stappen naar beiden kanten uit om de aanvaller te steunen.
- de aanvaller maakt een doorloopbal.
- 1 speelster onder de paal
- 1 speelster voor de paal als aangever
- 1 speelster ver voor de paal met een verdediger
- De aanvaller maakt een in een V vorm een uitwijkbeweging.
- Waarbij de verdedigster op het verkeerde been wordt gezet.
- Het is belangrijk dat je op de rugkant weg stapt om de bal te krijgen.
- De aangever gooit de bal aan en de verdediger maakt bij genoeg ruimte een afstandsschot.
- Wanneer de verdediger reageert op de schotdreiging en instapt om te verdedigen, stapt de aangever uit naar de zijkant en maakt de aanvaller een doorloopbal.
- 1 schutter voor de paal. 1 aangeef.
- Eventueel met lichte verdedigende druk.
- Aanvaller beweegt links/rechts, krijgt de bal aangespeeld en schiet (+-5 meter).
- Bij een goal heb je een punt en schiet je door, als je mist moet je eerst naar een lijn achter je rennen op ongeveer 5 meter van de plek van schieten.
- Hierna mag er pas verder worden geschoten.
- Om de 3/4 goals wisselen.
- Totaal 8/9 goals per korf. (ligt er aan of je met of zonder verdediger speelt)
- 4 tegen 4
- Heren komen in in een steunende positie om de heren te laten scoren.
- Optie 1: Posities onder de korf worden door 1 dame en 1 heer opgevuld.
- Optie 2: Posities onder de korf worden door 2 dames.
- Optie 3: Spelen in 3:1
- Dames komen naast elkaar uit waarvan gaat voor doorbraak en ander voor schot.
- 4 tegen 4
- Heren komen in in een steunende positie om de dames te laten scoren.
- Optie 1: Posities onder de korf worden door 1 dame en 1 heer opgevuld.
- Optie 2: Posities onder de korf worden door 2 heren.
- Dames komen naast elkaar uit waarvan gaat voor doorbraak en ander voor schot.
- Opdracht verdediging is 1:1 pressie te spelen.
- We spelen 3:3 of 4:4 rond de korf zonder schot of doorbraak
- Verdediger alleen gericht op eigen tegenstander.
- Je stelt je wel zo op dat je altijd de bal ziet maar dat de verdediger niet over de rugkant de verdediger kan passeren.
- De oefening is dat de verdediger verder van van de verdedigers af staat als de bal ook ver van de aanvaller is. Als de aanvaller de bal heeft zorgt de verdediger dat deze is aangesloten.
- 3 aanvallers tegen 2 verdedigers.
- Aanval binnen een straal van circa vijf meter rond de korf.
- Alle aanvallers mogen schieten.
- De verdedigers moeten proberen zo weinig mogelijk doelpunten tegen te krijgen.
- 5 x 1 minuut. na elke minuut door draaien.
- Las het aantal klopt kan je bij partijtje specifiek zone verdediging trainen: Zone-verdedigen.
- De verdedigers laten hun tegenstanders los, zodra ze verder dan een meter of zes van de paal komen.
- De verdediger heeft dan maar één taak: het onderscheppen van de bal door het pakken van de rebound.
- Daarbij hoort dus ook het vrijwillig laten schieten van afstand door de aanval.
- Immers als er niet geschoten wordt, kan er ook niet afgevangen worden.