Korfbaloefeningen voor de techniek passing / opbouw / aanval / vrijlopen
Hoe gooi je met 1 hand?
- het is belangrijk dat de bal op je hand ligt achter je oor,
- je linker voet staat voor (als je rechts bent),
- de bal gaat langs je oor naar voor,
- het lichaamsgewicht gaat van het achterste been naar het voorste en de pols wordt omgeklapt,
- na strekken.
Even oefenen:
- de kinderen staan op een lijn en hebben allemaal een bal.
- Iedereen gooit met 1 hand (favoriete) en probeert zo goed mogelijk te gooien met die hand.
- Er is nog geen afstand afgesproken.
- Later komen er pionnen bij zodat de kinderen echt een afstand moeten gooien met de bal
Variatie: er kan ook met de niet favoriete hand gegooid worden
- met twee handen herhalen
- met favoriete hand gooien
- met niet favoriete hand gooien
Lummelen:
- Je staat met zijn allen in de kring en er is 1 lummel.
- Er wordt kort herhaald hoe je ook alweer goed met twee handen moet gooien en hoe je goed met 1 hand moet gooien.
- Er wordt tijdens deze oefening gekeken naar het gooien, het goed vangen komt later aan bod.
Variaties: van makkelijk naar moeilijk
- met 2 handen gooien
- met 2 handen gooien (met tik)
- met 2 handen gooien (met tik en meerdere lummels)
- Met 2 handen gooien (mag ook met 1 hand proberen)
- met 1 hand gooien
- met 1 hand gooien (met tik
- met 1 hand gooien (met tik en meerdere lummels)
Aan de hand van hoe goed het gaat kun je de variaties uitvoeren in de oefening.
- Per twee-/drietal een bal.
- De spelers gooien over totdat ze bij een paal zijn.
- Bij de paal mogen beide spelers één keer schieten.
- Vervolgens moeten ze weer overgooiend naar een andere paal.
- Alle groepjes gaan gewoon dwars door elkaar.
- Welk twee-/drietal als eerste 15 goals (optioneel) heeft.
- 4 kinderen staan naast elkaar, ongeveer 5 meter uit elkaar.
- 1 kind gaat werken:
- Ontvangt de bal aan de eerste kegel, geeft terug aan de speler aan de overkant, en loopt door naar de tweede kegel enzovoort.
- Aan de achterste kegel keert hij terug 100% sprint.
- Dan doorwisselen, iedereen schuift een plaatsje op, nummer 5 wordt de renner.
- Iedereen komt een keer aan de beurt. Evt iedereen 2-3x.

- Twee teams.
- Setters op 2/3 op een matje.
- Korf aan beide zijden op 4.
- Hoog tempo bal over het net gooien, pass naar setter, setter speelt richting korf.
- De setter mag niet van de mat af!
- Korf raken is 1 punt, bal in korf is 3 punten.
- Wie het eerst bij 25 is wint!

- 2 mensen bij elke paal en bij beide palen een bal.
- Gooi de bal naar de overkant en ren erachteraan, maak een doorloper.
- De andere die tegenover elkaar staan doen dit ook.
- Je maakt met z'n 2e tegelijk een doorloper. degene die aangaf gooit de bal dan naar de overkant en maakt een doorloper en zo wisselt het door.
- De passing is belangrijk omdat er een redelijk groot stuk zit tussen de aangeef en degene die een doorloper moet maken
- Zet 3 pionnen in een driehoek.
- Bij pion 1 en 3 een persoon.
- Persoon bij pion 1 een bal, persoon bij pion 3 rent naar pion 2 tikt hem aan en rent terug.
- Persoon bij pion 1 gooit de bal als ze aankomt bij de pion dan rent de persoon bij pion 1 naar pion 2 en weer terug en krijgt de bal als deze weer aankomt bij pion 1. Enz. Enz.
Maak op afstand van +/- 15 meter van elkaar twee vakken met 4 hoedjes van 1,5 x 1,5 meter.
Maak twee teams met een gelijk aantal speelsters.
- Ieder team heeft een eigen vak.
- De tegenpartij probeert het vak van de ander te veroveren.
- Dit gebeurt als 1 aanvaller in het vak van de tegenpartij staat en de bal krijgt aangespeeld door een medespeelster.
- Ze krijgen dan 1 punt. In het vak mogen verder geen andere speelsters staan.
- Wanneer verdediging de bal onderschept, mogen zij direct de aanval openen op het vak van de tegenpartij.
variatie:
- op tijd
- op punten
- van beide teams 1 speelster in vak toegestaan
- geen limiet aan aantal verdedigsters in vak
- geen limiet aan aantal aanvallers in vak
- aanpassen grote van vak
- afstand tussen vakken

- Zet de hoedjes ca 6 meter uit elkaar. Verdeel de groep in 2.
- In het geval van vijftal één groep van 3 en een groep van twee.
- Doel is om de bal ten alle tijden in het midden tussen de hoedjes te houden.
- Zodra een speler de bal ontvangt moet de speler vanaf de andere kant ter hoogte van het midden zijn.
- Nadat je de bal hebt overgespeeld sluit je achteraan in de rij aan de overkant.
- NB: niemand staat stil en schat goed in.
- Niet te vroeg en niet te laat aankomen.
- Gooien uit beweging.
- Na vijf minuten ook eens de andere kant op (linkerhand).
- Je zet vier palen op in een vierkant,
- in het midden van de vier palen zet je een pion neer.
- vier kinderen gaan als aangever staan en
- de overige kinderen gaan bij de pion in het midden staan.
- Als eerste kan je ervoor kiezen dat de aanvallers doorlopers moeten nemen op de palen.
- Het maakt niet uit bij weke paal, ze mogen maximaal 2 keer achter elkaar bij dezelfde paal.
- Hier kan je voor kiezen, zodat ze veel moeten rennen.
- Ook moeten de kinderen 2 keer scoren, de persoon die dit als eerste doet mag beslist ruilen met een aangever, de andere kinderen mogen daarna ruilen met een aangever.
- Daarna kan je ervoor kiezen om de kinderen vrije ballen, strafworpen, uit wijker etc. te laten doen.
- 4 korven en 4 partijen,
- 2 ballen: doel nadenken hoe vrij te lopen bij uitwerken.
- Partijvorm 4 tegen 4 op 2 korven:
- bij uitwerken proberen lange bal te gooien door diep te lopen,
- vrijlopen door tempo wisseling.
- Tussendoor een aantal keren stilleggen om vrijlopen en tempowisseling te bespreken;
- leren hoek te zoeken,
- of als hoek vast is de lange diagonaal gooien.
- Daarna partij op 2 korven,
- 3 groepen;
- verdedigende partij onderschept,
- brengt op en gaat aanvallen tegen andere vak;
- er moet uitverdedigd worden !
- Zet twee korven neer op de plaatsen waar ze ook tijdens de wedstrijd staan.
- Zet vervolgens twee pionnen neer helemaal links en helemaal rechts op de middenlijn.
- Het meest ideaal is om deze oefening met 8 te doen, meer kan ook, minder niet.
- Bij elke paal of pion staan twee mensen, één iemand onder de paal begint met de bal (aan beide kanten).
- Deze persoon gooit de bal naar iemand bij de pion aan de rechter kan van hem en rent achter zijn bal aan.
- Deze persoon gooit de bal vervolgens door naar de andere paal, en de tweede persoon bij de pion gaat voor een doorloopbal.
- Nu is de bal weer onder de korf en start het rondje weer opnieuw.
Opstelling:
(zwarte lijn is gooien en achter bal aan rennen) (Zwarte stippellijn is alleen bal gooien) (Rode lijn is lopen voor doorloopbal)