facebook pixel

Tennisoefeningen voor de techniek kracht

  • De spelers gebruiken de lijnen van het veld - geen materiaal nodig. 
  • Ze krijgen verschillende opdrachten die ze 1' gaan uitvoeren, 
  • nadien 1' rust en werkt uw partner (bewaar de afstand).


  1. Langs de lijn gaan staan: RV zoveel mogelijk over de lijn tikken. / LV zoveel mogelijk over de lijn tikken.
  2. Hinkelen van de éne lijn naar de andere lijn - val je? Opnieuw beginnen. (extra streep/strip in het midden leggen)
  3. 2 voeten over de lijn, 2 voeten achter de lijn.
  4. plankhouding van basislijn - net
  5. vertesprong gevolgd door een hoogtesprong
  • STAND 1: KNIEEN HEFFEN LENGTE BASISLIJN _ NET
  • STAND 2: LUNGES MET ROTATIE FH/ BH
  • STAND 3: LIJNEN TIKKEN MET HAND/ RACKET // SERVICEVAK
  • STAND 4: SCHAATSEN OP DE DUBBELLIJNEN MET BALANS
  • STAND 5: RACKET SPRINGEN L-R


= Doorschuifsysteem: Lunges- knieën heffen- racketspingen-lijnen tikken- 1 leg jumps met balans 

  • oefening duurt 1 min - 30 sec rust (doorschuiven naar volgende oefening) = 7.5 min/ ronde = 2 rondes = 15 min
drawing Standenwerk BENEN (5)
  • In buiklig bal naar partner werpen
  • Partner rolt bal over de grond weer terug

rugspieren

rugspieren

  • Er wordt gewerkt in viertallen op een ‘hele baan’. Twee teams van twee leerlingen.
  • Volgens de tiebreak telling wordt een dubbelspel wedstrijd gespeeld.
  • Na enige tijd stopt de docent het spel: het team dat op dat moment voorstaat, heeft gewonnen.
  • Bij gelijk spel, het winnende punt.
  • Een winnend team zoekt vervolgens (willekeurig) een ander winnend team op om een volgende wedstrijd te spelen op een veld naar keuze.
  • Hetzelfde geldt voor de verliezende teams.
  • Het (eventuele) voorbeeld van de docent laat nogmaals de uitleg van een tie break zien en mogelijke opstellingen.
  • Extra opdracht: de studenten proberen een bewuste basistactiek te kiezen om het de tegenstander moeilijk te maken.
  • De keuze voor een basistactiek wordt gemaakt op basis van ‘wat het team zelf goed kan’ in combinatie met ‘wat de tegenstander niet zo goed kan’
  • Er wordt gewerkt in tweetallen.
  • De bal wordt met een onderhandse (forehand) service in het spel gebracht
  • De studenten spelen met forehands naar elkaar, waarbij de hoogte (onder toverkoord door) en diepte (krant) gecontroleerd wordt.
  • Elke keer als de krant geraakt wordt, krijg je een punt.
  • Wie heeft de meeste punten na X tijd?
  • Het voorbeeld van de docent laat balans (‘stevig staan’) en de vorm van een ‘rustige zwaai’ zien.
  • Extra opdracht er liggen drie verschillende kranten voor de studenten. (links-midden-rechts)


tweetallen