Voetbaloefeningen voor o11 jeugd
Beschrijving
- Bowling: Om de beurt trapt één speler van elk team een bal vanaf 5 meter naar 10 kegels.
- Probeer zoveel mogelijk kegels omver te trappen.
Organisatie
- 10 kegels in piramidevorm.
- 5 meter verder een plek van waar de spelers mogen trappen.
Tijdsduur
- 10 minuten
Coaching
- Goed kijken.
- Gecontroleerd passen.
Opmerking
- Beginnen op 5 meter, vervolgens 10 meter.
Positiespel en Passing
- Stippellijnen geven de loopbewegingen aan, volle lijnen zijn de paslijnen.
- Kegels fungeren als verdedigers.
- Speler B werkt af.
- Bij een te lage of te zachte voorzet kan speler C afwerken.
- Timing, zuivere passing en positie zijn essentieel.
- Doorschuiven: A naar B, B naar C, C naar D.
- D neemt de bal van B en sluit aan aan de andere kant.
- De rechterkant begint wanneer er een voorzet is gegeven op links, en omgekeerd.
Organisatie
- Speel 2 tegen 1.
- Als er nog 2 spelers over zijn, spelen zij 1 tegen 1 op een smaller veld.
- Het duo probeert te scoren op de 2 kleine doelen.
- Na ongeveer 8 minuten wisselen van spelers.
- Als het duo het te makkelijk heeft, zet de 2 doelen dichter bij elkaar.
- Door de vele 1 tegen 1 duels kun je snel zien of ze het goed of minder goed doen.
- Geef in de eerste partij geen aanwijzingen.
- Geef spelers de kans om zichzelf te verbeteren.
- Voorkom dat de tegenstander op doel kan schieten.
- Zorg dat je zo staat dat de tegenstander moeilijk zijn medespeler kan aanspelen.
Veldopstelling
- 2 x 4 x 2 pionnen of hoedjes naast elkaar opstellen om twee straten te vormen.
- Spelers passen de bal precies door de straat van pionnen of hoedjes en sprinten erachteraan.
- Een andere speler (wit) ontvangt de bal en dribbelt naar de andere straat.
- Daar herhaalt deze speler de actie richting speler 3.
- Speler 3 begint weer op dezelfde plek als speler 1.
- De bal moet door de straat van pionnen of hoedjes heen.
- Als een pion wordt geraakt, moet de speler sprinten om de pion recht te zetten en aan het einde drie keer opdrukken.
- De bal moet langs alle pionnen gaan voordat de ontvangende speler de bal mag aannemen en dribbelen naar de andere positie.
Veldopstelling
- 2 grote doelen
- Speel in een opstelling van 4 tegen 4, 3 tegen 3 of 2 tegen 2.
- Spelers mogen de bal maximaal 2 keer raken.
- De bal mag worden aangenomen, maar moet dan in één keer worden doorgespeeld.
- Na een doelpunt of wanneer de bal over de lijn wordt geschoten, gaat de bal naar het andere team.
- Scoren vanaf de eigen helft is niet toegestaan.
- Een speler moet altijd worden gepasseerd voordat de bal mag worden overgespeeld.
- Wordt hier niet aan voldaan, dan krijgt de tegenpartij een vrije bal.
Opzet
- Afstanden tussen pionnen: 10 meter lang bij 6 meter breed.
- Doelen: Afstand afhankelijk van leeftijdsgroep.
- Geen hesjes nodig, want het is 1 tegen 1.
- Rood dribbelt het vak in en speelt de bal naar Blauw.
- Blauw probeert te scoren op het doel van Rood.
- Als Rood de bal afpakt, scoort hij op het doel van Blauw.
- Bij een doelpunt of als de bal uit het vak gaat, sluit je achteraan aan de andere kant waar je begon.
- Verdediging: Zorg dat je tussen de tegenstander en het doel blijft staan. Heb geduld, zak iets door je knieën en sta op je voorvoeten.
- Aanval: Houd snelheid in je spel. Zodra je stil staat, ben je gemakkelijk te verdedigen. Breng je tegenstander uit balans door lichaamsbewegingen.
- Tik de bal naast je tegenstander en versnel. Probeer je lichaam tussen de tegenstander en de bal te houden.
Opstelling en Doel
- Speelvorm met aanval tegen verdediging in een dubbele ruit, 8 tegen 8.
- Aanvallers proberen te scoren in het grote doel.
- Verdedigers proberen de bal af te nemen en terug te spelen naar het beginpunt.
- Afmetingen van het veld: 30 x 30 meter.
- De bal start bij speler 10, die indribbelt.
- De keeper (K), speler 3 en speler 9 staan al op hun posities.
- Bij het vertrek van speler 10 sluiten spelers 7 en 11 aan.
- Speler 10 speelt vervolgens naar speler 7, 9 of 11.
- Vanaf de eerste pass sluiten spelers 2 en 5 aan in de verdediging.
- De aanval eindigt bij een doelpunt, een bal over de achterlijn of wanneer de verdediging de bal terug naar het beginpunt krijgt.
- Na de aanval draaien of wisselen, afhankelijk van het aantal beschikbare spelers.
- Maximaal 2 baltoetsen per aanvaller per aanval.
- Maximaal 5 passes tot een verplichte doelpoging.
- Maximaal 3 passes tot een verplichte doelpoging.
- Minstens 2 driehoekjes per aanval.
- Minstens 2 dubbelpasses per aanval.
Recht vooruit lopen
- Jog naar het laatste dopje.
- Houd je bovenlichaam rechtop.
- Heupen, knieën en voeten moeten een lijn vormen.
- Laat je knieën niet naar binnen knikken.
- Ren op de terugweg iets sneller.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Stop en breng je knie voorwaarts omhoog.
- Draai je knie naar buiten en zet je voet neer.
- Houd je bekken horizontaal en je bovenlichaam stil.
- Herhaal met het andere been.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Stop en breng je knie zijwaarts omhoog.
- Draai je knie naar binnen en zet je voet neer.
- Houd je bekken horizontaal en je bovenlichaam stil.
- Herhaal met het andere been.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Shuffle zijwaarts naar je partner.
- Maak een cirkel om elkaar heen zonder van kijkrichting te veranderen.
- Buig je heupen en knieën licht.
- Verplaats je lichaamsgewicht naar de bal van je voeten.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Shuffle zijwaarts naar je partner.
- Spring in het midden naar elkaar toe voor schoudercontact.
- Land op beide voeten met gebogen heupen en knieën.
- Shuffle terug naar het eerste dopje.
- Jog naar het volgende dopje en herhaal.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Ren snel naar het tweede dopje.
- Ren achteruit terug naar het eerste dopje.
- Houd heupen en knieën lichtgebogen.
- Ren steeds twee dopjes vooruit en één terug.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
Opstelling
- Pionnen op de 16-meterlijn, 5 meter uit elkaar.
- Pionnen daaronder op 10 meter afstand.
- Pionnen aan de zijkant 3 meter vanaf de 16-meterlijn en 5 meter naar beneden.
- Speler A staat 10 meter vanaf de pionnen.
- A speelt de bal naar de inlopende speler B en loopt zelf direct naar de zijkant voorbij de verdediger.
- B laat de bal op A vallen en keert terug naar zijn startpositie.
- Zodra B de bal laat vallen, begint C te lopen om de back te passeren.
- A speelt de bal in de loop mee naar C.
- C passeert de laatste man en legt de bal terug op B.
- B rondt af.
- A wordt B, B wordt C, en C haalt de bal op en sluit achteraan aan, daarna via de andere kant.
- A moet na de pass meteen doorlopen.
- B moet zich vrijmaken om de bal te vragen en daarna direct positie kiezen.
- C moet op het juiste moment starten en niet te diep staan om niet te dicht bij de centrale verdediger te komen.
Uitvoering
- Splits je team in vier teams van vier spelers, elk met één bal.
- Spelers passen de bal rond binnen hun team in het uitgezette gebied.
- Spelers blijven voortdurend in beweging met veel tempowisselingen om ruimte te vinden.
- Elk team moet proberen een ruitvorm te handhaven.
- Communicatie is essentieel; spelers moeten om de bal vragen en de naam van de medespeler roepen aan wie ze de bal passen.
- Passes moeten precies zijn, in de ruimte of in de voeten van de medespeler.
- Spelers mogen elkaar niet aanraken en de ballen mogen elkaar niet raken.
- Deze oefening vereist grote oplettendheid van de spelers.
- Voeg een passieve verdediger toe die elke bal kan verdedigen.
- Voeg een actieve verdediger toe die de bal mag veroveren.
Organisatie
- Speel 6 tegen 5 plus keeper.
- Wanneer het team dat op het grote doel moet scoren de bal verliest, moeten ze vijf doeltjes verdedigen.
- Na 15 minuten wisselen van helft.
- Als de aanvallers van de driehoekjespartij de bal verliezen, kan dit snel een tegendoelpunt opleveren.
- Spelers die in competitiewedstrijden te weinig meeverdedigen, kunnen deze partijvorm als minder leuk ervaren.
- Zorg dat je op tijd je man dekt.
- Niet happen.
- Dek aan de goede kant.
- Let op je houding tijdens de duels, door de knieën.
Veldopstelling
- Keeper met verdedigers bij de goal (eerste en tweede paal).
- Eventueel overige verdedigers in vrije rol.
- Aanvallers positioneren zich vooral bij de tweede paal.
- De speler die de corner neemt, passt met een harde pass over de grond naar een medespeler dichtbij.
- De medespeler schiet de bal direct op het doel.
- Verdedigers proberen de bal te blokkeren.
- Als de bal uit gaat, wordt er opnieuw een corner genomen.
- Als de keeper de bal vangt, moet er een nieuwe corner worden genomen.
- Verdedigers moeten de bal blokkeren.
- Als de keeper de bal vangt, moeten de aanvallers direct naar het middenveld weglopen.