Voetbaloefeningen voor o11 jeugd
Veldopstelling
- 4 tot 6 pionnen waarlangs gedribbeld moet worden.
- 2 pionnen in het doel.
- Speler dribbelt langs of door de pionnen.
- Speler probeert in één beweging met een hard schot (dus met de bovenkant van de voet) één van de pionnen omver te schieten.
- De speler moet zelf zijn bal uit het net halen.
- De speler moet zelf de pion rechtop zetten.
- De speler moet zelf de bal ophalen die hij heeft misgeschoten.
- Een andere speler mag pas beginnen als de eerste speler zijn bal heeft weggepakt.
Opstelling
- Laat de spelers een cirkel vormen op ongeveer 15 meter afstand van jou.
- Jij staat in het midden van de cirkel.
- Spelers beginnen op hun plek in de cirkel en blijven "joggen" op hun plek.
- Roep "naar binnen" en alle spelers sprinten naar je toe tot ongeveer twee meter afstand.
- Daarna draaien ze om en sprinten snel terug naar hun plek, waar ze in beweging blijven.
- Roep "naar buiten" en alle spelers sprinten van je vandaan.
- Als je "terug" roept, keren alle spelers terug naar hun beginpositie in de cirkel.
- Zorg dat spelers niet op hun platte voeten staan, maar altijd op hun tenen.
- Spelers moeten flink zweten na deze activiteit.
- Voeg varianten toe zoals sit-ups, push-ups, springen, knieën omhoog, of sprint naar rechts of links terwijl de cirkelvorm behouden blijft.
Uitvoering
- Speler 1 passt naar speler 2, de rechtsback.
- Speler 2 passt naar speler 3, de spits, die iets inzakt.
- Speler 3 kaatst de bal terug naar speler 1.
- Speler 1 geeft een dieptepass naar de cornervlag.
- Speler 2 en speler 4, de rechtsvoor, lopen diep.
Varianten
- Variant 1: Speler 2 gaat diep en geeft een voorzet terwijl speler 4 en speler 2 in de spitspositie komen en speler 1 op de rand van het strafschopgebied blijft.
- Variant 2: Speler 4 gaat diep, speler 2 en speler 3 lopen 5 meter in, en speler 1 blijft op de rand van het strafschopgebied.
- Speler 1 en speler 3 wisselen van positie.
- De oefening kan ook in spiegelbeeld worden uitgevoerd aan de linkerkant.
Rollen
- Speler 1 is de nummer 10.
- Speler 2 is de rechtsback.
- Speler 3 is de spits.
- Speler 4 is de rechtsvoor.
- Speler 2 en speler 4 blijven vast op hun positie.
Opstelling
- Plaats vier rijen met hoedjes, elk op 10 meter afstand van elkaar.
- Creëer zoveel banen als er koppels zijn. Elk koppel heeft één bal.
- De spelers stellen zich op bij de eerste twee rijen met hoedjes.
Uitvoering
- De bal begint bij de blauwe speler aan de zijlijn.
- Blauw passt de bal over de grond naar rood, die de bal over de grond terugpasst.
- Na de pass loopt de rode speler achteruit naar de volgende rij hoedjes.
- Blauw passt nu met meer kracht naar rood, die de bal stevig terugpasst en achteruit loopt naar de laatste rij hoedjes.
- Blauw passt nu met een hoge bal naar rood en loopt zelf naar de rij hoedjes die het dichtst bij rood is.
- Rood blijft op de achterste lijn staan, terwijl blauw na elke pass achteruit loopt naar de volgende rij hoedjes.
Technische aandachtspunten
- Zorg voor een goede traptechniek.
- Let op een goede bal-aanname.
Uitvoering
- De keeper begint zijwaarts door de latten te lopen.
- Vervolgens tippelt de keeper snel met de voeten door de latten.
- De keeper springt over de latten.
- De trainer gooit tennisballen naar de keeper.
- De keeper vangt de tennisbal met één hand en legt deze op pot 1.
- De keeper verlegt de tennisbal van pot 1 naar pot 2.
- De keeper loopt achterwaarts tot op de lijn.
- De oefening eindigt met een oefening door de ladder.
- De keeper moet klaarstaan voor een schot van de bal op verschillende posities: midden laag, midden hoog, rechterhoek en linkerhoek.
- Na afloop sluit de keeper weer aan.
Opstelling
- Zet pionnen in een vierkant op het veld.
- Plaats één speler bij elke pion.
Uitvoering
- De speler in de linker benedenhoek begint met de bal.
- Deze speler passt de bal naar de volgende speler in het vierkant.
- Na het passen loopt de speler naar de achterkant van de rij van de ontvanger.
- De laatste speler in het vierkant dribbelt de bal terug naar het beginpunt.
Uitvoering
- De keeper loopt zigzag tussen de latten.
- De keeper springt met één been over de latten.
- De keeper tikt de grond aan met zijn voeten tussen de latten.
- De keeper sprint naar het doel.
- Keeper 2 geeft een lage bal op verschillende posities (3 keer).
- De keeper zet zich elke keer snel klaar.
- De keeper duikt vooruit naar de bal en klemt de bal vast.
- De keeper sluit achteraan aan.
- Keeper 2 gaat terug naar het startpunt.
Variaties
- Links hoeken.
- Rechts hoeken.
- Laag over de grond in het midden.
- Hoog in het midden.
Doel
- Verhogen van de snelheid en reactievermogen van de keeper.
Uitvoering
- De keeper begint op de startpositie en loopt naar voren.
- De trainer geeft de bal op borsthoogte en de keeper vangt deze.
- De keeper loopt terug naar de beginpositie.
- De trainer geeft de bal naar links of rechts.
- De keeper duikt om de bal te pakken.
- De trainer geeft een botsbal naar het verste potje.
- De keeper neemt deze bal.
- De keeper loopt terug naar zijn positie.
- De keeper verwacht een schot in de hoek van keeper 2 en bereidt zich voor om te reageren.
Beschrijving
- Gebruik pionnen om een veldindeling te maken zoals op de afbeelding.
- De spelers volgen de bal en wisselen van rol na elke actie.
Uitvoering
- Variant 1: Kaatsen na inlopen
- Speler A passt de bal naar speler B.
- Speler B kaatst de bal terug naar speler A na inlopen.
- Speler A speelt de bal naar speler C, die de actie afrondt.
- Variant 2: Uitdraaien en doorpassen
- Speler A passt de bal naar speler B.
- Speler B draait uit en passt de bal door naar speler C.
- Speler C rondt de actie af.
Rollen
- Elke speler heeft twee rollen: kaatser en passer.
- Na het kaatsen of passen wordt de speler weer aanspeelbaar voor de aanval.
Opzet
- Zet pionnen neer zoals op het voorbeeldplaatje.
- Vorm twee rijen spelers aan beide zijden van het veld.
Uitvoering
- De eerste speler in de rij passt de bal naar de volgende speler in de rij.
- Elke speler passt de bal door naar de volgende speler totdat de laatste speler de bal ontvangt.
- De laatste speler rondt af op doel.
- Na het afronden sluit de speler aan in de andere rij.
- Spelers volgen de bal na hun pass en sluiten aan in de rij waar de bal naartoe gaat.
Basisopstelling
Speler 1 (nummer 10) begint met de bal:
- Speler 1 passt naar speler 2 (rechtsback) die rechts van hem staat.
- Speler 2 passt naar speler 3 (spits) die iets inzakt/terugloopt.
- Speler 3 kaatst de bal terug op speler 1.
- Speler 1 geeft een dieptepass naar de cornervlag.
- Speler 2 en speler 4 (rechtsvoor) lopen diep richting de goal.
Variant 1
Speler 2 gaat diep en geeft een voorzet terwijl:
- Speler 4 in de spits positie innemen.
- Speler 2 neemt de spitspositie in naast speler 4.
- Speler 1 blijft op de rand van het zestienmetergebied.
Variant 2
Speler 4 gaat diep:
- Speler 2 gaat 5 meter naar binnen.
- Speler 3 gaat eveneens 5 meter naar binnen.
- Speler 1 blijft op de rand van het zestienmetergebied.
Deze variant vraagt om veel dynamiek en snelheid.
Wisselspel
Speler 1 en speler 3 wisselen af/door zonder dat:
- Speler 2 en speler 4 van positie veranderen.
Spiegelbeeld Variant
Deze oefening kan ook aan de linkerkant van het veld worden uitgevoerd, waarbij alle posities en bewegingen in spiegelbeeld worden uitgevoerd.
- K2 gooit hoge bal - K1 vangt hoge bal.
- K1 vraagt bal aan K3, draait door (rond kegel/paal) en past terug op K3.
- Idem.
- K1 springt met beide voeten 1x over hekje en gaat klaar staan tussen de paaltjes.
- K2 geeft lage bal/hoge bal links en rechts.
- K1 gaat terug naar hekje en springt 2 x met beide voeten erover.
- K1 loopt door potjes.
- K4 geeft lage bal/hoge bal aan K1.