Voetbaloefeningen voor o12 jeugd
Opstelling
- Zet pionnen in een rechte lijn zoals op het plaatje.
- Speler 1, 2 en 3 nemen hun posities in.
Uitvoering
- Speler 1 speelt de bal naar speler 2.
- Speler 2 kaatst de bal met een lange pass naar speler 3.
- Speler 3 neemt de bal aan en dribbelt tussen de pionnen door.
- Speler 3 maakt een passeerbeweging en sprint naar de achterlijn.
- Speler 3 geeft een voorzet over de grond naar de rand van het 16-metergebied.
- Speler 3 sprint terug, loopt om een pion en gaat naar de rand van het 16-metergebied.
- Speler 3 neemt de bal aan of rondt direct af op doel.
Doel
- Ruimte zoeken en positiespel verbeteren.
Uitvoering
- Speel op een groot veld om voldoende ruimte te creëren.
- De spelers mogen de bal maximaal twee keer raken.
- Als de bal tien keer binnen het team is rondgespeeld, verdient het team een punt.
Variaties
- Moeilijker maken: Laat de spelers de bal slechts één keer raken en verbied het terugpassen naar dezelfde speler.
- Makkelijker maken: Sta meer balcontacten toe en verminder het aantal spelers op het veld.
Uitvoering
- Speler 1 speelt de bal naar speler 2.
- Speler 2 draait uit en passt naar speler 3 op de rechtervleugel.
- Speler 3 geeft een breedtepass ter hoogte van de 16 meter naar speler 4 aan de linkerkant.
- Speler 4 kaatst de bal breed.
- Speler 1 rondt af op doel.
Rotatie
- Speler 1 neemt de positie van speler 2 over.
- Speler 2 schuift door naar de positie van speler 3.
- Speler 3 verplaatst naar de positie van speler 4.
- Speler 4 haalt de bal op en sluit achteraan in de rij van speler 1.
Basisopstelling
Speler 1 (nummer 10) begint met de bal:
- Speler 1 passt naar speler 2 (rechtsback) die rechts van hem staat.
- Speler 2 passt naar speler 3 (spits) die iets inzakt/terugloopt.
- Speler 3 kaatst de bal terug op speler 1.
- Speler 1 geeft een dieptepass naar de cornervlag.
- Speler 2 en speler 4 (rechtsvoor) lopen diep richting de goal.
Variant 1
Speler 2 gaat diep en geeft een voorzet terwijl:
- Speler 4 in de spits positie innemen.
- Speler 2 neemt de spitspositie in naast speler 4.
- Speler 1 blijft op de rand van het zestienmetergebied.
Variant 2
Speler 4 gaat diep:
- Speler 2 gaat 5 meter naar binnen.
- Speler 3 gaat eveneens 5 meter naar binnen.
- Speler 1 blijft op de rand van het zestienmetergebied.
Deze variant vraagt om veel dynamiek en snelheid.
Wisselspel
Speler 1 en speler 3 wisselen af/door zonder dat:
- Speler 2 en speler 4 van positie veranderen.
Spiegelbeeld Variant
Deze oefening kan ook aan de linkerkant van het veld worden uitgevoerd, waarbij alle posities en bewegingen in spiegelbeeld worden uitgevoerd.
Oefening 1: Slalom met Rechtervoet
- Slalom om de pionnen heen met de bal dicht bij je.
- Gebruik kleine passen en dribbel met de binnenkant en buitenkant van je rechtervoet om de pionnen heen.
Oefening 2: Slalom Tweebenig
- Slalom om de pionnen heen met beide voeten.
- Gebruik de binnenkant van je rechtervoet bij het naar links gaan en neem de bal over met de buitenkant van je linkervoet.
- Ga naar rechts met de binnenkant van je linkervoet en neem de bal over met de buitenkant van je rechtervoet.
Oefening 3: Dribbelen in een Vierkant
- Zet de pionnen neer in een vierkant.
- Dribbel strak om de pionnen heen. Houd de bal dicht bij je, want controle is het belangrijkst.
Variant 1:
- Dribbel om de box heen, zowel linksom als rechtsom.
Variant 2:
- Dribbel in een kruispatroon binnen de box.
- Snelheid is belangrijk, maar zorg ervoor dat de bal dicht bij je blijft.
- Zet pionnen zoals afgebeeld op het plaatje.
- Speler 1 passt naar Speler 2.
- Speler 2 draait open en geeft een dieptepass naar de achterlijn.
- Speler 1 sprint diep naar de dieptepass en geeft een voorzet vanaf de rand van het 16-metergebied.
- Speler 3 communiceert, roept en vangt deze pass op, neemt deze aan of rondt direct af.
- K2 gooit hoge bal - K1 vangt hoge bal.
- K1 vraagt bal aan K3, draait door (rond kegel/paal) en past terug op K3.
- Idem.
- K1 springt met beide voeten 1x over hekje en gaat klaar staan tussen de paaltjes.
- K2 geeft lage bal/hoge bal links en rechts.
- K1 gaat terug naar hekje en springt 2 x met beide voeten erover.
- K1 loopt door potjes.
- K4 geeft lage bal/hoge bal aan K1.
- 1 drijft met de bal en slalomt tussen de potjes
- 1 past naar 2 eenmaal uit de potjes
- 2 neemt de bal mee en speelt die onder de horden door en loopt ernaast
- 2 neemt de bal mee en past die naar 3
- 3 drijft met de bal in snelheid tot aan de stok, neemt een korte draai en past naar 4
- 4 dribbelt met de bal en verlegd de tennisballen ondertussen
- 4 past naar 5
- 5 past een lange bal naar 1
Indien dit vlot verloopt voegen we een tweede bal toe aan de oefening.
Dit is 1 oefening in 3 delen.
Deze oefening wordt opgesteld 2x naast elkaar, zie het onderste deel
Per oefening staan 2/3 spelers
Indien meer dan 8 spelers, stel deze oefening 4x op en laat ze een wedstrijdje spelen: het meest aantal potjes
oefening 1:
Deze oefening wordt opgesteld 2x naast elkaar, zie het onderste deel
Per oefening staan 2/3 spelers
Indien meer dan 8 spelers, stel deze oefening 4x op en laat ze een wedstrijdje spelen: het meest aantal potjes
oefening 1:
- blauwe speler (B) neemt een potje en gaat in loopas naar de eerste paal en steekt het op de paal
- B gaat in positie tussen de twee palen en ontvangst pas van rood (R)
- B past naar R
oefening 2:
- B loopt in achteruit naar de start
- neemt terug een potje mee en steekt het op de middelste paal
- B gaat in positie staan tussen de andere 2 palen en ontvangt pas van R
- B past naar R
oefening 3:
- B loopt terug in achteruit naar de start
- neemt terug een potje mee en steekt het op de laatste paal
- B gaat terug in positie gaan staan naast de buitenste paal
- R past naar B
- B past naar de overkant
- Leren intrappen vanaf de hoekschop.
- Doorschuiven: Doelman (neemt de getrapte bal mee)
- Hoekschop
- potje 1
- potje 2
- potje 3
- doelman
- Doorschuiven (continu wissel van kant):
- van hoekschop ga je naar potje 1 aan overkant.
- Maak hele kleine veldjes
- Zo leren ze voetballen op een kleine ruimte
- En om niet te panikeren als ze in balbezit zijn
- Veld verdeeld in 2 relatief smalle stroken en helften.
- Rode team bouwt op met 3 en blauw zet druk op de bal en tracht te beletten dat rood door de straat kan spelen naar het andere vak.
- Kan dit toch, dan wordt er daar 2vs1 gespeeld.
- Afwerken op groot doel (indien keeper ter beschikking) of kleine doeltjes.
- Indien blauw kan onderscheppen, scoren op groot doel.