Voetbaloefeningen voor o14 jeugd

Spelbeschrijving
  • De speler met de bal start achteraan en passeert de pionnen.
  • Vervolgens past hij de bal naar de speler die rechts staat te wachten.
  • De speler rechts speelt de bal naar de inlopende speler links.
  • De inlopende speler probeert de bal achter de keeper in het doel te schieten.
  • De spelers schuiven telkens door na hun actie.
  • De speler die de pionnen heeft gepasseerd, sluit aan bij de speler die de dieptepass heeft gegeven.
  • De speler die de dieptepass heeft gegeven, gaat naar de plaats om af te werken.
  • De speler die heeft afgewerkt, haalt de bal en sluit achteraan aan bij de spelers die de pionnen moeten passeren.
drawing Afwerken op doel vanuit drie situaties
Uitvoering
  • Zet een gebied uit van 30 bij 40 meter.
  • Geef elke speler een nummer.
  • Spelers passen in numerieke volgorde: van speler 1 naar speler 2, naar speler 3, enzovoort, terwijl ze bewegen door het gebied.
Kwaliteit
  • Gebruik 2-3 ballen om de snelheid en het bewustzijn te verhogen.
  • Zorg ervoor dat spelers door het hele gebied bewegen en niet alleen dicht bij de spelers blijven staan waar ze naar toe moeten passen.
  • Spelers moeten vragen om de bal als het hun beurt is en de naam van de speler roepen die ze gaan aanspelen.
Vooruitgang
  • Laat spelers bijzondere acties uitvoeren bij het verrichten van een pass, bijvoorbeeld: speel de bal in de loop.
  • De ontvangende speler moet versnellen.
  • De oneven getallen mogen slechts 1 keer raken, de even nummers 2 keer.
  • Wissel deze regels af.
Beschrijving
  • De tikkers proberen een speler te tikken met hun handen.
  • Nadat een speler getikt is, moet hij met zijn benen gespreid stilstaan.
  • De speler kan 'bevrijd' worden als er een andere speler die niet getikt is onder de speler door kruipt.
  • Na een bepaalde tijd wisselen van tikkers.
Afmeting
  • Afhankelijk van leeftijd en vaardigheid.
  • Lengte: 30-40 meter.
  • Breedte: 20-25 meter.
Uitvoering
  • Passen en snel doorbewegen.
drawing Warming-up vlinder
Veldopstelling
  • Zet een veld uit met vier pionnen, 10 bij 10 meter.
Spelverloop
  • Verdeel de spelers in twee groepen.
  • De ene groep beweegt horizontaal van links naar rechts.
  • De andere groep beweegt van onder naar boven.
  • Op het fluitsignaal keren de spelers terug naar hun startpositie.
Spelregels
  • Spelers mogen elkaar of de bal van een andere speler niet raken.
  • Bij contact krijgt zowel de speler als degene die geraakt wordt een strafpunt.
  • Oversteken is alleen toegestaan op het fluitsignaal van de trainer.
Opstelling
  • Plaats drie hoedjes als referentiepunt in een driehoek.
  • Spelers staan per twee bij een hoedje.
Uitvoering
  • De achterste speler voert de oefening uit.
  • De speler maakt zich vrij van de speler voor zich.
  • Er wordt een strakke, harde pass over de grond gegeven.
  • De ontvanger neemt de bal aan met de verste voet en geeft een pass naar de volgende speler.
  • Na de pass maakt de speler tempo naar het hoedje waar hij de pass naartoe heeft gegeven.
  • De speler neemt plaats voor de speler die daar nog staat.
Doel
  • Strakke en juiste passing.
  • Goede one-touch balaanname.
  • Vrijmaken van de verdediger.
drawing Vrijlopen en passen met verste voet
Opstelling
  • Grote pionnen staan 3 meter buiten het strafschopgebied.
  • Speler C staat 10 meter buiten het strafschopgebied.
  • Afstand tussen C en B is 10 meter.
  • Afstand tussen B en A is 5 meter.
  • Grote pionnen fungeren als tegenstanders.
Uitvoering
  • Speler A speelt de bal naar speler B.
  • B draait bij de tegenstander weg naar binnen en speelt een steekpass tussen de verdedigers door in de looplijn van C.
  • Speler C rondt af op doel.
  • Na de actie wordt A speler B, B wordt C, en C haalt de bal op en sluit achteraan aan.
  • De oefening begint dan aan de andere kant.
Coachingmoment
  • Let op dat speler C niet te vroeg vertrekt om buitenspel te voorkomen.
  • Vertrek ook niet te laat, anders kan de keeper de bal eenvoudig oppakken.
drawing Afwerken na steekpass
Doel
  • Oefenen van kantelen tijdens een wedstrijd.
  • Snel omschakelen van verdedigen naar aanvallen.
Uitvoering
  • Zet de goaltjes neer met verschillende kleuren hoedjes.
  • Maak het veld groot of klein naar wens, afhankelijk van het aantal spelers.
  • Vorm twee teams; spelen met onder- of overtal is mogelijk maar niet noodzakelijk.
  • Benadruk samenwerking, niet individueel scoren.
  • Start met een balronde, daarna roep je een kleur van een hoedje en moeten ze daar scoren.
  • Blijf bij dat goaltje scoren tot een nieuwe kleur wordt geroepen.
  • Begin met elke 30-60 seconden een nieuwe kleur, verhoog tempo als het goed gaat.
  • Voeg een extra dimensie toe door de bal in te passen vanaf de zijkant wanneer de bal uit is.
  • Spelers moeten in de bal komen, anders wordt de bal niet gespeeld.
  • Pas moeilijkheidsgraad aan naar niveau van het team.
Inhoud
  • Speler 1 loopt achterwaarts en gooit de bal onderhands naar het hoofd van speler 2.
  • Bij de andere zijde worden de rollen omgedraaid.
  • Speler 2 loopt voorwaarts naar de bal en kopt deze in de handen van speler 1.
  • Oefen zowel koppen, aangooien op kniehoogte als het geven van een dropkick.
  • Een dropkick is het terugspelen van de bal met de wreef kort nadat de bal de grond heeft geraakt.
Opbouw
  • Werk in tweetallen met één bal.
  • Rustig aangooien.
  • De speler loopt in de bal, wat gemakkelijker is dan andersom.
  • Houd de afstanden klein.
Coaching
  • Speler 2 moet achterwaarts lopen en de bal onderhands aangooien.
  • Zorg voor minimaal vier pilonnen of doppen.
  • Let op dat er geen obstakels op het veld staan.
  • Toon en controleer de techniek van koppen, terugspelen op kniehoogte en de dropkick voor de juiste uitvoering.
Opstelling
  • Spelers staan aan één kant van het doel naast de paal.
  • Eén kaatser bevindt zich ter hoogte van de penaltystip.
Uitvoering
  • De speler past de bal strak in naar de kaatser.
  • De speler sprint om de kaatser heen.
  • De speler werkt af op doel.
Optie
  • Gebruik een groot doel of een klein doel.
drawing Afwerken op doel met kaatsen
Opstelling
  • De spelers stellen zich op in een cirkel.
  • Ideaal is 6 tot 8 spelers per cirkel.
  • Per cirkel is er slechts één bal.
Uitvoering
  • Een speler passt de bal naar een andere speler en loopt de bal achterna richting de speler die hij inspeelt.
  • De tweede speler ontvangt de bal en speelt deze weer naar een andere speler uit de cirkel, ook hij loopt de bal weer achterna.
  • Dit proces blijft zich herhalen.
Kwaliteit
  • Passes moeten helder en nauwkeurig zijn.
  • De passes worden over de grond gespeeld, hou de bal laag!
  • Net na de pass versnellen de spelers met een korte sprint.
  • De spelers roepen de naam van de speler die ze willen aanspelen.
  • Alle spelers staan constant op hun tenen, niet op platte voeten, om de handelingssnelheid te verbeteren.
Voortgang
  • Je kunt het spel moeilijker maken door één keer raken toe te passen.
  • Je kunt spelen met twee ballen.
Organisatie
  • Beginnen met dribbelen.
  • Daarna door poortjes schieten.
  • Via een kaats komt er een voorzet die op doel wordt geschoten.
  • Afhankelijk van het aantal spelers kan er met 2 ballen, op positie A en C, of met 3 ballen tegelijk worden gestart.
  • Iedereen schuift elke keer een positie door.
Aandachtspunten
  • Indien nodig de bal eerst aannemen.
  • Dribbelen met beide benen.
  • Niet te hard of zacht passen.