Voetbaloefeningen voor o14 jeugd

Veldopstelling
  • Veld afzetten met 4 pionnen op 20 bij 20 meter.
Spelverloop
  • Elke 2 spelers krijgen een bal.
  • De paarse speler moet proberen de bal af te schermen voor de blauwe speler.
  • De blauwe speler moet proberen de bal te veroveren zonder een overtreding te maken.
Spelregels
  • Als een speler de bal verovert, mag deze speler de bal afschermen en moet de andere speler de bal afpakken.
  • Op het fluitsignaal van de trainer moet je van spelersgroepje wisselen.
  • Je mag niet wisselen naar een andere speler waar je al een keer tegen hebt gespeeld.
  • Gebruik bij het afschermen van de bal je lichaam goed.
Organisatie
  • Er wordt in twee ploegen tegen elkaar gespeeld.
  • De aanvallers spelen richting groot doel.
  • De verdedigers spelen richting vier kleine doelen aan de zijkant.
  • Als de partij die op de grote goal moet scoren de bal verliest, moeten ze de vier doeltjes verdedigen.
  • Na 15 minuten wisselen van helft.
Opmerkingen
  • Als de aanvallers de bal kwijtraken, kan dit snel een tegendoelpunt opleveren.
  • Spelers die in competitiewedstrijden te weinig meeverdedigen kunnen deze partijvorm uitdagend vinden.
Aandachtspunten
  • Op tijd de man dekken.
  • Niet happen.
  • Aan de goede kant dekken.
  • Houding tijdens de duels, door de knieën.
Inleiding
  • Deze activiteit omvat snelheid, wendbaarheid, coördinatie, passing en duels.
  • Geschikt voor elke leeftijdsgroep met variaties mogelijk.
  • Het FUN-aspect is aangenaam voor jong en oud.
Uitvoering
  • Spelers A beginnen schouder aan schouder en sprinten naar de paaltjes.
  • Versnellen rond het potje en bewegen rugwaarts naar de stok.
  • Zijwaarts over de horden en dan weer achter de stok.
  • Versnellen voorwaarts naar de verste stok en dan rugwaarts naar de andere stok.
  • Speler B speelt een bal in naar A die afwerkt op doel.
  • De speler die als eerste afwerkt, wint.
Variaties
  • Bij oudere leeftijden kan de verliezer een extra opdracht krijgen.
  • Bij jongere leeftijden worden punten opgeteld.
  • Spelers wisselen van positie na elke ronde.
  • Speler B kan de bal opgooien zodat A moet koppen voor het doel.
Uitvoering
  • Speler 1 gaat een een-twee aan met speler 2.
  • Speler 2 komt in de bal.
  • Speler 1 geeft een dieptepass op speler 3.
  • Speler 3 speelt in op speler 4, die in de bal komt.
  • Speler 4 maakt ruimte voor de inkomende speler.
  • Speler 3 speelt speler 5 aan in de breedte.
  • Speler 6 komt in de bal en speler 5 bepaalt door het inspelen of hij de bal links of rechts wil hebben.
  • Speler 6 neemt de bal aan en scoort.
Opbouw
  • Bij speler 1 beginnen met een bal.
  • Bij speler 3 en speler 5 drie spelers.
  • Doorschuiven van speler 1 naar speler 6.
  • Bij geen keeper gaat speler 6 op doel.
  • Afstanden kunnen vergroot of verkleind worden.
  • Inspelen op het buitenste been.
  • Oogcontact, ruimte maken en in de bal komen.
  • Bij positie speler 2, speler 4 en speler 6 een verdediger erbij.
  • Bal over de grond en/of door de lucht.
Coaching
  • Bij speler 2, speler 4 en speler 6 eerst weg van de bal om vervolgens in de bal te komen.
  • Wanneer speler 1 controle over de bal heeft, dan pas in de bal komen.
  • Zorgen dat men niet te kort op elkaar komt te spelen, dat is namelijk makkelijk te verdedigen.
  • Speler 5 bepaalt zelf of hij de bal links of rechts wil hebben door de manier van inspelen.
Uitvoering
  • Plaats 7 hoedjes op een afstand van circa 15-20 meter van elkaar.
  • Bij een kleine groep: één speler per reeks hoedjes; bij een grotere groep: spelers achter elkaar.
  • Slalom op tempo door de pionnen heen en weer.
  • Leg de bal stil naast het hoedje.
  • De snelste speler wint.
Variant
  • Slalom op tempo door de pionnen heen, maar zonder slalom terug.
  • Leg de bal stil naast het hoedje.
  • De snelste speler wint.
drawing Conditietraining met slalom
Opstelling
  • Stel je team op in 2 lijnen met 4-5 spelers per lijn.
  • Gebruik slechts 1 bal.
Uitvoering
  • Spelers nemen de bal aan en passen deze naar de eerste persoon in de lijn tegenover hen.
  • Meteen na de pass sprinten ze en sluiten achteraan in de lijn die ze zojuist hebben ingespeeld.
  • Dit proces herhaalt zich continu.
Kwaliteit
  • Spelers staan op hun tenen klaar voor de pass.
  • Passes zijn helder en nauwkeurig.
  • Spelers roepen als ze de bal willen ontvangen en noemen de naam van de speler naar wie ze passen.
  • Met het eerste balcontact brengen ze de bal onder controle, het tweede balcontact is de pass.
Voortgang
  • Pas slechts één keer raken toe.
  • Laat één lijn de bal oppakken en onderhand teruggooien naar de andere lijn, die de bal met een volleypass terugspeelt.
  • Spelers nemen de bal met hun dijbeen aan en brengen deze onder controle voordat ze de bal over de grond terugpassen.
  • Plaats een pion 5 meter aan weerszijden van het centrale punt tussen de 2 lijnen.
  • Na de pass moeten de spelers om de pion lopen voordat ze aansluiten in de rij.
Uitvoering
  • Alle spelers joggen in een vierkant over het veld.
  • De helft van de spelers heeft een bal.
  • Spelers met bal passen naar spelers zonder bal, met oogcontact.
  • De bal mag niet langer dan 5 seconden worden vastgehouden.
  • Bij een fluitsignaal van de trainer sprinten spelers zonder bal naar een nabije speler met bal en proberen de bal af te pakken.
  • Spelers met bal proberen de bal af te schermen (1:1 duel).
  • Bij een volgend fluitsignaal hervatten we het joggen en passen.
Variant
  • Bij een oneven aantal spelers krijgt de speler zonder directe tegenstander een opdracht, bijvoorbeeld sprinten over de breedte van het veld.
Inhoud
  • Speler 1 of de doelverdediger neemt een doelschop.
  • Speler 2 ontvangt de bal.
  • Speler 2 geeft een dieptepass op speler 3.
  • Speler 3 speelt in op speler 4 die in de bal komt.
  • Speler 4 maakt ruimte voor de inkomende speler.
  • Speler 3 speelt naar speler 5.
  • Speler 5 neemt de bal aan en scoort.
Opbouw van de oefenvorm
  • Bij speler 1 zijn er twee spelers met een bal.
  • Bij spelers 2, 3 en 5 zijn er drie spelers.
  • Doorschuiven van speler 1 naar speler 5.
  • Bij afwezigheid van een doelverdediger schiet speler 5 op doel.
  • Afstanden kunnen vergroot of verkleind worden.
  • Inspelen op het buitenste been.
  • Oogcontact maken en in de bal komen.
  • Bij positie 4 een verdediger toevoegen.
  • Bal over de grond en/of door de lucht spelen.
  • Bij oponthoud neemt speler 1 de doelschop.
Coaching
  • Wanneer speler 1 controle over de bal heeft, dan pas in de bal komen.
  • Bij speler 4 eerst weg van de bal bewegen om vervolgens in de bal te komen.
  • Zorg dat spelers niet te dicht op elkaar spelen, want dat is makkelijk te verdedigen.
Warming-up
  • Twee rijen met spelers.
  • Twee aanvoerders roepen de oefeningen af.
  • Bij de tweede pion direct een sprint inzetten.
  • Rustig uitlopen aan de andere kant.
  • Focus op snelheid en correcte uitvoering.
Knieblessure Preventie
  • Op één been door de knieën zakken.
  • Stap-sprong twee keer rechts, dan twee keer links.
  • Snel dribbelen met korte passen vooruit, dwars rechts, vooruit, dwars links.
Uitvoering
  • Na de oefeningen goed rekken.
Veldopstelling
  • 4 tot 6 pionnen waarlangs gedribbeld moet worden.
  • 2 pionnen in het doel.
Spelverloop
  • Speler dribbelt langs of door de pionnen.
  • Speler probeert in één beweging met een hard schot (dus met de bovenkant van de voet) één van de pionnen omver te schieten.
Spelregels en Tips
  • De speler moet zelf zijn bal uit het net halen.
  • De speler moet zelf de pion rechtop zetten.
  • De speler moet zelf de bal ophalen die hij heeft misgeschoten.
  • Een andere speler mag pas beginnen als de eerste speler zijn bal heeft weggepakt.
Opstelling
  • Laat de spelers een cirkel vormen op ongeveer 15 meter afstand van jou.
  • Jij staat in het midden van de cirkel.
Uitvoering
  • Spelers beginnen op hun plek in de cirkel en blijven "joggen" op hun plek.
  • Roep "naar binnen" en alle spelers sprinten naar je toe tot ongeveer twee meter afstand.
  • Daarna draaien ze om en sprinten snel terug naar hun plek, waar ze in beweging blijven.
  • Roep "naar buiten" en alle spelers sprinten van je vandaan.
  • Als je "terug" roept, keren alle spelers terug naar hun beginpositie in de cirkel.
Kwaliteit
  • Zorg dat spelers niet op hun platte voeten staan, maar altijd op hun tenen.
  • Spelers moeten flink zweten na deze activiteit.
Vooruitgang
  • Voeg varianten toe zoals sit-ups, push-ups, springen, knieën omhoog, of sprint naar rechts of links terwijl de cirkelvorm behouden blijft.
Uitvoering
  • Speler staat achter een looptrappetje.
  • Twee voeten stappen per trede in het trappetje.
  • Let op houding: rechtop lopen, knieën licht buigen, korte bewegingen, armen actief langs het lichaam.
Varianten
  • Zijwaarts stappen met twee voeten per trede.
  • Zigzaggend bewegen: eerst één voet in de trede, dan twee voeten, en vervolgens weer één voet erin (de andere dan de eerste).
Na het Trappetje
  • Aanzetten in een sprint.
  • Kaats terug maken bij de pion op ingespeelde bal.
  • Daarna terug in de rij.