Voetbaloefeningen voor o19

Opstelling
  • Vier spelers in positie zoals op het plaatje.
  • Bij speler 2 staan twee spelers in de rij.
Uitvoering
  • Speler 1 speelt de bal naar speler 2.
  • Speler 2 draait uit en passt naar de vleugelspeler 3 aan de rechterkant.
  • Speler 3 geeft een breedtepass ter hoogte van de 16 meter naar links, naar speler 4.
  • Speler 4 kaatst de bal breed terug en speler 1 rondt af.
  • Speler 1 gaat naar de positie van speler 2, speler 2 naar die van speler 3.
  • Speler 3 gaat naar de positie van speler 4, en speler 4 pakt de bal en sluit achteraan in de rij.
drawing Afronden met pass, uitdraaien en kaatsen
Opstelling
  • De spelers stellen zich op in een cirkel.
  • Ideaal is 6 tot 8 spelers per cirkel.
  • Per cirkel heb je slechts één bal.
Uitvoering
  • Een speler speelt de bal naar een andere speler en loopt de bal achterna richting de speler die hij inspeelt.
  • De tweede speler ontvangt de bal en speelt deze weer naar een andere speler uit de cirkel.
  • Ook hij loopt de bal weer achterna richting de speler die hij zojuist heeft ingespeeld.
  • Dit blijft zich herhalen.
Kwaliteit
  • Passes moeten helder en nauwkeurig zijn.
  • De passes worden over de grond gespeeld, hou de bal laag!
  • Net na de pas versnellen de spelers (korte sprint).
  • De spelers roepen de naam van de speler die ze in willen spelen.
  • Alle spelers staan constant op hun tenen, niet op platte voeten, om de handelingssnelheid te verbeteren.
Voortgang
  • Je kunt het spel moeilijker maken door één keer raken toe te passen.
  • Je kunt spelen met twee ballen.
  • Speler 1, die de pas heeft gegeven, moet proberen de aangespeelde speler (speler 2) te tikken alvorens hij de bal naar speler 3 heeft gespeeld.
Opstelling
  • Vorm groepen van twee spelers.
  • Elke groep heeft één bal.
  • Spelers met de bal staan op de zijlijn.
  • De andere spelers staan tegenover hen, ongeveer 6 meter verder.
Uitvoering
  • Speler A dribbelt naar voren terwijl speler B achterwaarts jogt.
  • Speler A passt de bal naar B, die de bal terugpasst naar A.
  • Herhaal dit totdat de andere zijlijn is bereikt.
  • Wissel van rol als de andere kant van het veld is bereikt.
  • Speler A loopt achteruit naar de startlijn.
Kwaliteit
  • Wissel passes af tussen rechtervoet en linkervoet.
  • Probeer één keer raken toe te passen, alleen indien nodig mag de bal twee keer worden geraakt.
  • Focus op kwaliteit boven snelheid, het is geen race.
  • Moedig successen aan!
Voortgang
  • Speel de bal op de dij, breng onder controle en volley terug.
  • Speel de bal op de borst, breng onder controle en volley terug.
  • Speel de bal op het hoofd, kop de bal terug.
Uitvoering
  • Speler 1 passt de bal naar Speler 2.
  • Speler 2 dribbelt om de pionnen heen en passt aan het einde naar Speler 3.
  • Speler 3 kaatst de bal terug naar Speler 2.
  • Speler 2 werkt de bal af op doel.
  • Speler 3 haalt de bal op en neemt de positie van Speler 1 over.
  • Speler 1 gaat naar de positie van Speler 2.
  • Speler 2 gaat naar de positie van Speler 3.
drawing Senior: pass, dribbel en afwerken
Uitvoering
  • Per speler worden er twee pionnen geplaatst op ongeveer 15 meter afstand. Deze afstand kan naar wens worden aangepast.
  • De speler rent heen en terug met de bal om de pion.
  • Na terugkomst legt de speler de bal stil naast de pion.
  • Vervolgens rent de speler zonder bal in een hoog tempo heen en weer om de pion.
  • De snelste speler wint.
Variant
  • Herhaal het gewenste aantal keren.
  • Probeer ook de volgorde om te draaien: eerst zonder bal en daarna met bal.
drawing Conditietraining met pionnen
Beschrijving
  • Spelers dribbelen in een rechthoek met verschillende kegels.
  • Ze mogen de kegels niet omver dribbelen en moeten botsingen met andere spelers vermijden.
  • De coach geeft verschillende opdrachten.
Opdrachten
  • Dribbelen met de binnenkant van de rechtervoet.
  • Dribbelen met de binnenkant van de linkervoet.
  • Dribbelen met de buitenkant van de rechtervoet.
  • Dribbelen met de buitenkant van de linkervoet.
  • Dribbelen met de bal tussen beide voeten.
  • Op signaal de bal stilleggen met de voetzool en van richting veranderen.
  • Op signaal dribbelen naar een kegel en om de kegel draaien met de bal.
Voorbereiding
  • Maak groepen van 2 spelers, met 1 bal per groep.
  • De spelers met bal staan op de zijlijn.
  • De andere spelers staan tegenover hen, ongeveer 6 meter afstand.
Uitvoering
  • Speler A dribbelt naar voren.
  • Speler B jogt achterwaarts over het veld.
  • Speler A passt de bal naar B, die de bal terugpasst naar A.
  • Herhaal dit totdat ze de andere zijlijn bereiken.
  • Wissel van rol als de spelers de andere kant van het veld bereiken.
  • Speler A loopt dan achteruit naar de startlijn.
Variaties
  • Afwisselen tussen rechtervoet en linkervoet.
  • Probeer één keer raken toe te passen.
  • Focus op kwaliteit boven snelheid; het is geen race.
Uitvoering
  • Speler 1 passt naar speler 2.
  • Speler 2 kaatst terug naar speler 1.
  • Speler 1 speelt door naar speler 3.
  • Speler 3 kaatst terug naar speler 2.
  • Speler 2 speelt naar speler 4.
  • Speler 6 kaatst terug naar speler 5.
  • Speler 5 speelt in de diepte op speler 6.
  • Speler 6 rondt af, neemt de bal en sluit aan bij speler 1.
Inhoud
  • Verdediger nummer 1 geeft een lange pass naar aanvaller nummer 2.
  • De aanvaller controleert de bal en gaat direct naar het doel om te scoren.
  • Verdediger nummer 1 gaat het 1-tegen-1 duel aan.
  • Bij onderschepping rondt de verdediger af op de kleine doeltjes.
  • Als de keeper de bal stopt, geldt dit eveneens.
  • Verdediger nummer 1 mag met zijn keeper samenspelen.
Opbouw
  • Verdedigers starten met een bal.
  • Aanvallers starten zonder bal.
  • Na een beurt wisselen van taak en aansluiten.
  • Afstanden kunnen vergroot of verkleind worden.
  • De aanvaller moet snelheid maken richting het doel.
  • De verdediger moet het tempo controleren.
  • Bij balverlies direct omschakelen.
Coaching
  • Moedig spelers aan om te duelleren.
  • Bij balverovering direct coachen of men moet samenspelen met de keeper of direct op één van de doeltjes afgaan.
Veldopstelling
  • Veld afzetten met 4 pionnen op 20 bij 20 meter.
Spelverloop
  • Elke 2 spelers krijgen een bal.
  • De paarse speler moet proberen de bal af te schermen voor de blauwe speler.
  • De blauwe speler moet proberen de bal te veroveren zonder een overtreding te maken.
Spelregels
  • Als een speler de bal verovert, mag deze speler de bal afschermen en moet de andere speler de bal afpakken.
  • Op het fluitsignaal van de trainer moet je van spelersgroepje wisselen.
  • Je mag niet wisselen naar een andere speler waar je al een keer tegen hebt gespeeld.
  • Gebruik bij het afschermen van de bal je lichaam goed.
Organisatie
  • Er wordt in twee ploegen tegen elkaar gespeeld.
  • De aanvallers spelen richting groot doel.
  • De verdedigers spelen richting vier kleine doelen aan de zijkant.
  • Als de partij die op de grote goal moet scoren de bal verliest, moeten ze de vier doeltjes verdedigen.
  • Na 15 minuten wisselen van helft.
Opmerkingen
  • Als de aanvallers de bal kwijtraken, kan dit snel een tegendoelpunt opleveren.
  • Spelers die in competitiewedstrijden te weinig meeverdedigen kunnen deze partijvorm uitdagend vinden.
Aandachtspunten
  • Op tijd de man dekken.
  • Niet happen.
  • Aan de goede kant dekken.
  • Houding tijdens de duels, door de knieën.
Inleiding
  • Deze activiteit omvat snelheid, wendbaarheid, coördinatie, passing en duels.
  • Geschikt voor elke leeftijdsgroep met variaties mogelijk.
  • Het FUN-aspect is aangenaam voor jong en oud.
Uitvoering
  • Spelers A beginnen schouder aan schouder en sprinten naar de paaltjes.
  • Versnellen rond het potje en bewegen rugwaarts naar de stok.
  • Zijwaarts over de horden en dan weer achter de stok.
  • Versnellen voorwaarts naar de verste stok en dan rugwaarts naar de andere stok.
  • Speler B speelt een bal in naar A die afwerkt op doel.
  • De speler die als eerste afwerkt, wint.
Variaties
  • Bij oudere leeftijden kan de verliezer een extra opdracht krijgen.
  • Bij jongere leeftijden worden punten opgeteld.
  • Spelers wisselen van positie na elke ronde.
  • Speler B kan de bal opgooien zodat A moet koppen voor het doel.