Voetbaloefeningen voor o20

Veldopstelling
  • Zet een veld uit met vier pionnen, 10 bij 10 meter.
Spelverloop
  • Verdeel de spelers in twee groepen.
  • De ene groep beweegt horizontaal van links naar rechts.
  • De andere groep beweegt van onder naar boven.
  • Op het fluitsignaal keren de spelers terug naar hun startpositie.
Spelregels
  • Spelers mogen elkaar of de bal van een andere speler niet raken.
  • Bij contact krijgt zowel de speler als degene die geraakt wordt een strafpunt.
  • Oversteken is alleen toegestaan op het fluitsignaal van de trainer.
Opstelling
  • Plaats drie hoedjes als referentiepunt in een driehoek.
  • Spelers staan per twee bij een hoedje.
Uitvoering
  • De achterste speler voert de oefening uit.
  • De speler maakt zich vrij van de speler voor zich.
  • Er wordt een strakke, harde pass over de grond gegeven.
  • De ontvanger neemt de bal aan met de verste voet en geeft een pass naar de volgende speler.
  • Na de pass maakt de speler tempo naar het hoedje waar hij de pass naartoe heeft gegeven.
  • De speler neemt plaats voor de speler die daar nog staat.
Doel
  • Strakke en juiste passing.
  • Goede one-touch balaanname.
  • Vrijmaken van de verdediger.
drawing Vrijlopen en passen met verste voet
Opstelling
  • Grote pionnen staan 3 meter buiten het strafschopgebied.
  • Speler C staat 10 meter buiten het strafschopgebied.
  • Afstand tussen C en B is 10 meter.
  • Afstand tussen B en A is 5 meter.
  • Grote pionnen fungeren als tegenstanders.
Uitvoering
  • Speler A speelt de bal naar speler B.
  • B draait bij de tegenstander weg naar binnen en speelt een steekpass tussen de verdedigers door in de looplijn van C.
  • Speler C rondt af op doel.
  • Na de actie wordt A speler B, B wordt C, en C haalt de bal op en sluit achteraan aan.
  • De oefening begint dan aan de andere kant.
Coachingmoment
  • Let op dat speler C niet te vroeg vertrekt om buitenspel te voorkomen.
  • Vertrek ook niet te laat, anders kan de keeper de bal eenvoudig oppakken.
drawing Afwerken na steekpass
Inhoud
  • Speler 1 loopt achterwaarts en gooit de bal onderhands naar het hoofd van speler 2.
  • Bij de andere zijde worden de rollen omgedraaid.
  • Speler 2 loopt voorwaarts naar de bal en kopt deze in de handen van speler 1.
  • Oefen zowel koppen, aangooien op kniehoogte als het geven van een dropkick.
  • Een dropkick is het terugspelen van de bal met de wreef kort nadat de bal de grond heeft geraakt.
Opbouw
  • Werk in tweetallen met één bal.
  • Rustig aangooien.
  • De speler loopt in de bal, wat gemakkelijker is dan andersom.
  • Houd de afstanden klein.
Coaching
  • Speler 2 moet achterwaarts lopen en de bal onderhands aangooien.
  • Zorg voor minimaal vier pilonnen of doppen.
  • Let op dat er geen obstakels op het veld staan.
  • Toon en controleer de techniek van koppen, terugspelen op kniehoogte en de dropkick voor de juiste uitvoering.
Opstelling
  • Spelers staan aan één kant van het doel naast de paal.
  • Eén kaatser bevindt zich ter hoogte van de penaltystip.
Uitvoering
  • De speler past de bal strak in naar de kaatser.
  • De speler sprint om de kaatser heen.
  • De speler werkt af op doel.
Optie
  • Gebruik een groot doel of een klein doel.
drawing Afwerken op doel met kaatsen
Opstelling
  • De spelers stellen zich op in een cirkel.
  • Ideaal is 6 tot 8 spelers per cirkel.
  • Per cirkel is er slechts één bal.
Uitvoering
  • Een speler passt de bal naar een andere speler en loopt de bal achterna richting de speler die hij inspeelt.
  • De tweede speler ontvangt de bal en speelt deze weer naar een andere speler uit de cirkel, ook hij loopt de bal weer achterna.
  • Dit proces blijft zich herhalen.
Kwaliteit
  • Passes moeten helder en nauwkeurig zijn.
  • De passes worden over de grond gespeeld, hou de bal laag!
  • Net na de pass versnellen de spelers met een korte sprint.
  • De spelers roepen de naam van de speler die ze willen aanspelen.
  • Alle spelers staan constant op hun tenen, niet op platte voeten, om de handelingssnelheid te verbeteren.
Voortgang
  • Je kunt het spel moeilijker maken door één keer raken toe te passen.
  • Je kunt spelen met twee ballen.
Organisatie
  • Beginnen met dribbelen.
  • Daarna door poortjes schieten.
  • Via een kaats komt er een voorzet die op doel wordt geschoten.
  • Afhankelijk van het aantal spelers kan er met 2 ballen, op positie A en C, of met 3 ballen tegelijk worden gestart.
  • Iedereen schuift elke keer een positie door.
Aandachtspunten
  • Indien nodig de bal eerst aannemen.
  • Dribbelen met beide benen.
  • Niet te hard of zacht passen.
Beschrijving
  • Deze activiteit richt zich op aanroepen en bewegen.
  • De opstelling bestaat uit vier spelers achter elkaar.
  • Bij meer spelers kunnen er twee startplaatsen worden gecreëerd.
Uitvoering
  • Speler A heeft de bal en passt naar speler B.
  • Speler B moet eerst aanroepen voordat hij de bal ontvangt.
  • Speler B neemt de bal aan en draait door naar speler C.
  • Speler C roept aan, neemt de bal aan en draait door naar speler D.
  • Speler D roept om de bal en dribbelt terug naar de beginpositie.
  • Herhaal de oefening vanaf speler A.
Let op
  • Eerst aanroepen voordat er gepasst wordt.
  • Zorg voor een goede pass.
  • Neem de bal goed aan en draai door.
drawing Passen en doordraaien met vier spelers
Opstelling
  • De spelers stellen zich op in een cirkel.
  • Ideaal is 6 tot 8 spelers per cirkel.
  • Per cirkel heb je slechts één bal.
Uitvoering
  • Een speler speelt de bal naar een andere speler en loopt de bal achterna richting de speler die hij inspeelt.
  • De tweede speler ontvangt de bal en speelt deze weer naar een andere speler uit de cirkel.
  • Ook hij loopt de bal weer achterna richting de speler die hij zojuist heeft ingespeeld.
  • Dit blijft zich herhalen.
Kwaliteit
  • Passes moeten helder en nauwkeurig zijn.
  • De passes worden over de grond gespeeld, hou de bal laag!
  • Net na de pas versnellen de spelers (korte sprint).
  • De spelers roepen de naam van de speler die ze in willen spelen.
  • Alle spelers staan constant op hun tenen, niet op platte voeten, om de handelingssnelheid te verbeteren.
Voortgang
  • Je kunt het spel moeilijker maken door één keer raken toe te passen.
  • Je kunt spelen met twee ballen.
  • Speler 1, die de pas heeft gegeven, moet proberen de aangespeelde speler (speler 2) te tikken alvorens hij de bal naar speler 3 heeft gespeeld.
Opstelling
  • Vorm groepen van twee spelers.
  • Elke groep heeft één bal.
  • Spelers met de bal staan op de zijlijn.
  • De andere spelers staan tegenover hen, ongeveer 6 meter verder.
Uitvoering
  • Speler A dribbelt naar voren terwijl speler B achterwaarts jogt.
  • Speler A passt de bal naar B, die de bal terugpasst naar A.
  • Herhaal dit totdat de andere zijlijn is bereikt.
  • Wissel van rol als de andere kant van het veld is bereikt.
  • Speler A loopt achteruit naar de startlijn.
Kwaliteit
  • Wissel passes af tussen rechtervoet en linkervoet.
  • Probeer één keer raken toe te passen, alleen indien nodig mag de bal twee keer worden geraakt.
  • Focus op kwaliteit boven snelheid, het is geen race.
  • Moedig successen aan!
Voortgang
  • Speel de bal op de dij, breng onder controle en volley terug.
  • Speel de bal op de borst, breng onder controle en volley terug.
  • Speel de bal op het hoofd, kop de bal terug.
Uitvoering
  • Speler 1 passt de bal naar Speler 2.
  • Speler 2 dribbelt om de pionnen heen en passt aan het einde naar Speler 3.
  • Speler 3 kaatst de bal terug naar Speler 2.
  • Speler 2 werkt de bal af op doel.
  • Speler 3 haalt de bal op en neemt de positie van Speler 1 over.
  • Speler 1 gaat naar de positie van Speler 2.
  • Speler 2 gaat naar de positie van Speler 3.
drawing Senior: pass, dribbel en afwerken
Uitvoering
  • Per speler worden er twee pionnen geplaatst op ongeveer 15 meter afstand. Deze afstand kan naar wens worden aangepast.
  • De speler rent heen en terug met de bal om de pion.
  • Na terugkomst legt de speler de bal stil naast de pion.
  • Vervolgens rent de speler zonder bal in een hoog tempo heen en weer om de pion.
  • De snelste speler wint.
Variant
  • Herhaal het gewenste aantal keren.
  • Probeer ook de volgorde om te draaien: eerst zonder bal en daarna met bal.
drawing Conditietraining met pionnen