Voetbaloefeningen voor o9 jeugd
Passvorm 1
- Speler A speelt de bal naar Speler B en neemt de positie van Speler B over.
- Speler B staat open gedraaid, neemt de bal aan en speelt door naar Speler C.
- Inspelen: Raak de bal in het midden zodat deze laag blijft. Til je schietbeen iets op voor de juiste techniek.
- Aannemen: Sta open gedraaid met je lichaam naar de speler waar je naartoe speelt en houd je ogen op de bal gericht.
- Met de klok mee: Neem aan met links, speel door met rechts. Tegen de klok in: Neem aan met rechts, speel door met links.
- Verhoog het tempo als het te makkelijk gaat.
- Haal de aanname eruit voor meer uitdaging; speel de bal direct door.
- Speler B vraagt de bal.
- Speler A speelt in op Speler B, die de bal laat vallen op Speler A.
- Speler A speelt door naar Speler C, die de bal laat vallen op Speler B.
- Speler B speelt schuin naar Speler D, enzovoort.
- Na inspelen moet de speler doorlopen om de bal te vragen tussen de pionnen.
- De speler die terugkaatst, loopt om zijn pion en vraagt de bal in het midden.
- Bij het terugkaatsen moet de speler kort draaien richting het vak en niet van het spel af.
- Wissel na 8 minuten van spelrichting.
- Met de klok mee passen met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.
Passvorm 1
- Speler A speelt de bal naar Speler B en verplaatst zich naar de positie van Speler B.
- Speler B draait open, neemt de bal aan en speelt door naar Speler C.
- Inspelen: Raak de bal in het midden zodat hij laag blijft. Til je schietbeen iets op voor de juiste techniek.
- Aannemen: Sta open gedraaid, met het lichaam naar de speler waar je naartoe speelt en houd je ogen op de bal.
- Bij het spelen met de klok mee, neem je de bal aan met links en speel je door met rechts. Omgekeerd neem je aan met rechts en speel je door met links.
- Verhoog het tempo als het te makkelijk gaat. Als dat ook eenvoudig is, laat de aanname weg en speel de bal direct door.
- Speler B vraagt de bal aan.
- Speler A speelt in op Speler B, die de bal laat vallen op Speler A.
- Speler A speelt door naar Speler C, die de bal laat vallen op Speler B.
- Speler B speelt schuin naar Speler D, enzovoort.
- De speler die inspeelt, moet doorlopen en de bal vragen tussen de pionnen.
- De speler die terugkaatst, loopt om zijn eigen pion om de bal opnieuw te vragen in het midden.
- Bij het terugkaatsen moet de speler de juiste draai maken en zijn ogen op de bal houden. De draai moet kort richting het vak zijn.
Inhoud
- De keeper neemt een doelschop en speelt de bal naar speler nummer 1 en 3, afwisselend.
- Spelers nummer 1 en 3 spelen een één-twee met spelers nummer 2 en 4 en proberen te scoren.
- De schutter haalt de bal op en legt deze klaar bij de keeper.
- De keeper neemt een doelschop richting speler nummer 1 en 3.
- Spelers nummer 2 en 4 komen in de bal en maken een één-twee.
- Spelers schuiven door van nummer 1 naar nummer 4.
- Twee keepers worden ingezet vanwege de belasting.
- Afstanden kunnen vergroot of verkleind worden.
- Oogcontact en in de bal komen zijn belangrijk.
- Begin met een doelschop vanaf de grond, later gevolgd door een drop-kick.
- Wanneer spelers nummer 1 en 3 controle over de bal hebben, mogen spelers nummer 2 en 4 in de bal komen.
- Let erop dat spelers niet te dicht bij elkaar spelen, omdat dit gemakkelijk te verdedigen is.
- De keeper speelt de bal vanaf de grond, eventueel gevolgd door een drop-kick.
- Laat de bal uit de handen vallen en trap tegelijkertijd als deze de grond raakt.
Uitvoering
- Verdeel de groep in tweetallen en plaats ieder tweetal bij een pilon op de middencirkel.
- Laat de ballen bij de pilons liggen en laat de groep eerst een aantal rondes om de middencirkel rennen.
- Zorg ervoor dat ieder tweetal bij een pilon met een bal komt te staan.
- Speler 1 dribbelt de bal naar de middenstip en legt deze daar neer.
- Op de terugweg zonder bal voert Speler 1 oefeningen uit, zoals knieheffen.
- Zodra Speler 1 terugkeert, begint Speler 2 aan dezelfde oefeningen en haalt vervolgens de bal op.
- Herhaal dit en wees creatief met de oefeningen.
Opzet
- Spelers worden verdeeld in gelijke groepen.
- Elke groep probeert zo snel mogelijk met de bal door de palen te dribbelen.
- De laatste speler van elke groep moet de bal opnemen en hem stilleggen op de kegel.
- Start met de eerste speler van elke groep die de bal dribbelt door de palen.
- De volgende speler begint zodra de vorige speler de bal heeft overgedragen.
- De laatste speler legt de bal stil op de kegel om de race te voltooien.
Opstelling
- Het team staat in twee groepen achter een pion klaar.
- Twee spelers rennen tegelijk.
- De volgende speler vertrekt wanneer het tweetal het eerste hoedje heeft gepasseerd.
- De spelers krijgen van de trainer een activiteit en doen deze één keer.
- Op de terugweg rennen ze terug en sluiten achteraan aan.
- Joggen
- Knieën omhoog
- Hak-bil
- Zijwaarts links
- Zijwaarts rechts
- Armen zwaaien naar voren
- Armen zwaaien naar achteren
- Spring over petjes met twee voeten tegelijk
- Sprint tot petje en achteruit rennen
- Schouderduw en sprint
Organisatie
- Speel 2 tegen 1.
- Als er nog 2 spelers over zijn, spelen zij 1 tegen 1 op een smaller veld.
- Het duo probeert te scoren op de 2 kleine doelen.
- Na ongeveer 8 minuten wisselen van spelers.
- Als het duo het te makkelijk heeft, zet de 2 doelen dichter bij elkaar.
- Door de vele 1 tegen 1 duels kun je snel zien of ze het goed of minder goed doen.
- Geef in de eerste partij geen aanwijzingen.
- Geef spelers de kans om zichzelf te verbeteren.
- Voorkom dat de tegenstander op doel kan schieten.
- Zorg dat je zo staat dat de tegenstander moeilijk zijn medespeler kan aanspelen.
Veldopstelling
- 2 x 4 x 2 pionnen of hoedjes naast elkaar opstellen om twee straten te vormen.
- Spelers passen de bal precies door de straat van pionnen of hoedjes en sprinten erachteraan.
- Een andere speler (wit) ontvangt de bal en dribbelt naar de andere straat.
- Daar herhaalt deze speler de actie richting speler 3.
- Speler 3 begint weer op dezelfde plek als speler 1.
- De bal moet door de straat van pionnen of hoedjes heen.
- Als een pion wordt geraakt, moet de speler sprinten om de pion recht te zetten en aan het einde drie keer opdrukken.
- De bal moet langs alle pionnen gaan voordat de ontvangende speler de bal mag aannemen en dribbelen naar de andere positie.
Veldopstelling
- 2 grote doelen
- Speel in een opstelling van 4 tegen 4, 3 tegen 3 of 2 tegen 2.
- Spelers mogen de bal maximaal 2 keer raken.
- De bal mag worden aangenomen, maar moet dan in één keer worden doorgespeeld.
- Na een doelpunt of wanneer de bal over de lijn wordt geschoten, gaat de bal naar het andere team.
- Scoren vanaf de eigen helft is niet toegestaan.
- Een speler moet altijd worden gepasseerd voordat de bal mag worden overgespeeld.
- Wordt hier niet aan voldaan, dan krijgt de tegenpartij een vrije bal.
Opzet
- Afstanden tussen pionnen: 10 meter lang bij 6 meter breed.
- Doelen: Afstand afhankelijk van leeftijdsgroep.
- Geen hesjes nodig, want het is 1 tegen 1.
- Rood dribbelt het vak in en speelt de bal naar Blauw.
- Blauw probeert te scoren op het doel van Rood.
- Als Rood de bal afpakt, scoort hij op het doel van Blauw.
- Bij een doelpunt of als de bal uit het vak gaat, sluit je achteraan aan de andere kant waar je begon.
- Verdediging: Zorg dat je tussen de tegenstander en het doel blijft staan. Heb geduld, zak iets door je knieën en sta op je voorvoeten.
- Aanval: Houd snelheid in je spel. Zodra je stil staat, ben je gemakkelijk te verdedigen. Breng je tegenstander uit balans door lichaamsbewegingen.
- Tik de bal naast je tegenstander en versnel. Probeer je lichaam tussen de tegenstander en de bal te houden.
Recht vooruit lopen
- Jog naar het laatste dopje.
- Houd je bovenlichaam rechtop.
- Heupen, knieën en voeten moeten een lijn vormen.
- Laat je knieën niet naar binnen knikken.
- Ren op de terugweg iets sneller.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Stop en breng je knie voorwaarts omhoog.
- Draai je knie naar buiten en zet je voet neer.
- Houd je bekken horizontaal en je bovenlichaam stil.
- Herhaal met het andere been.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Stop en breng je knie zijwaarts omhoog.
- Draai je knie naar binnen en zet je voet neer.
- Houd je bekken horizontaal en je bovenlichaam stil.
- Herhaal met het andere been.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Shuffle zijwaarts naar je partner.
- Maak een cirkel om elkaar heen zonder van kijkrichting te veranderen.
- Buig je heupen en knieën licht.
- Verplaats je lichaamsgewicht naar de bal van je voeten.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Jog naar het eerste dopje.
- Shuffle zijwaarts naar je partner.
- Spring in het midden naar elkaar toe voor schoudercontact.
- Land op beide voeten met gebogen heupen en knieën.
- Shuffle terug naar het eerste dopje.
- Jog naar het volgende dopje en herhaal.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
- Ren snel naar het tweede dopje.
- Ren achteruit terug naar het eerste dopje.
- Houd heupen en knieën lichtgebogen.
- Ren steeds twee dopjes vooruit en één terug.
- Jog terug na het parcours.
- Herhaal de oefening twee keer.
Uitvoering
- Splits je team in vier teams van vier spelers, elk met één bal.
- Spelers passen de bal rond binnen hun team in het uitgezette gebied.
- Spelers blijven voortdurend in beweging met veel tempowisselingen om ruimte te vinden.
- Elk team moet proberen een ruitvorm te handhaven.
- Communicatie is essentieel; spelers moeten om de bal vragen en de naam van de medespeler roepen aan wie ze de bal passen.
- Passes moeten precies zijn, in de ruimte of in de voeten van de medespeler.
- Spelers mogen elkaar niet aanraken en de ballen mogen elkaar niet raken.
- Deze oefening vereist grote oplettendheid van de spelers.
- Voeg een passieve verdediger toe die elke bal kan verdedigen.
- Voeg een actieve verdediger toe die de bal mag veroveren.