Voetbaloefeningen voor senioren
- Speler A past naar speler B
- Draait door en speelt naar speler C.
- Speler C past naar speler A van de volgende groep en doet een versnelling van 70%.
- Op teken van de trainer rennen de spelers om de pion en om het 1ste goaltje het veld in.
- De trainer speelt de bal naar het midden van het veld.
- De speler die als eerst de bal in bezit heeft begint de aanval en probeert te scoren.
- Als de verdediger de bal verovert zet hij de aanval in op de andere 2 goals en verdedigt de aanvaller.
- Het spel is voorbij als er gescoord is of als de bal uit is.
- Bal bij de verdediging (rust)
- Steef, Sam haalt de bal (bij ruimte tussen de verdediging en middenveld)
- Speelt Sieb snel in (Maakt zich sterk en groot)
- Bij inspelen (liefst ervoor) Loop actie Jente buitenom.
- Sieb kaatst op Jente
- Jente steekt in 1 keer Frank weg.
- Looplijnen. na steekbal Jente.
- Spits met de steekbal al in beweging naar eerste paal.
- Rechtsbuiten met steekbal naar 2de paal
- Kaatser na kaats blind naar de 11 meter
- Steekbal gever zoekt na de steekbal de 16 meter op.
- Linksbuiten kiest uit voor de goal.
- Verdedigers klein wel aansluiten.
- Stippel lijn in loop lijn
- streep lijn is bal lijn
- Blauwe driehoek Hauwert
- Rode rondje tegenstander
- 1 drijft met de bal en slalomt tussen de potjes
- 1 past naar 2 eenmaal uit de potjes
- 2 neemt de bal mee en speelt die onder de horden door en loopt ernaast
- 2 neemt de bal mee en past die naar 3
- 3 drijft met de bal in snelheid tot aan de stok, neemt een korte draai en past naar 4
- 4 dribbelt met de bal en verlegd de tennisballen ondertussen
- 4 past naar 5
- 5 past een lange bal naar 1
Indien dit vlot verloopt voegen we een tweede bal toe aan de oefening.
Dit is 1 oefening in 3 delen.
Deze oefening wordt opgesteld 2x naast elkaar, zie het onderste deel
Per oefening staan 2/3 spelers
Indien meer dan 8 spelers, stel deze oefening 4x op en laat ze een wedstrijdje spelen: het meest aantal potjes
oefening 1:
Deze oefening wordt opgesteld 2x naast elkaar, zie het onderste deel
Per oefening staan 2/3 spelers
Indien meer dan 8 spelers, stel deze oefening 4x op en laat ze een wedstrijdje spelen: het meest aantal potjes
oefening 1:
- blauwe speler (B) neemt een potje en gaat in loopas naar de eerste paal en steekt het op de paal
- B gaat in positie tussen de twee palen en ontvangst pas van rood (R)
- B past naar R
oefening 2:
- B loopt in achteruit naar de start
- neemt terug een potje mee en steekt het op de middelste paal
- B gaat in positie staan tussen de andere 2 palen en ontvangt pas van R
- B past naar R
oefening 3:
- B loopt terug in achteruit naar de start
- neemt terug een potje mee en steekt het op de laatste paal
- B gaat terug in positie gaan staan naast de buitenste paal
- R past naar B
- B past naar de overkant
- Bal bij de verdediging (hou je rust)
- Jente haalt de bal (bij ruimte tussen de verdediging en middenveld)
- Draait open en speelt Sieb in (Sieb sterk en groot maken)
- Bij inspelen (liefst ervoor) loop actie andere middenvelder.
- Sieb kaatst op inkomende middenvelder.
- Middenvelder stuurt Tim weg met een strakke lage bal tussen de verdedigers door.
- Looplijnen na de steekbal naar Tim.
- Spits na steekbal al in beweging naar de eerste paal.
- Linksbuiten al voor de steekbal naar de tweede paal.
- Kaatser na de kaats blind naar de 11 meter.
- steekbal gever blind door naar de 16 meter lijn.
- verdedigers klein en wel aansluiten.
- Stippellijn is een looplijn
- Streeplijn is de bal lijn
- Blauwe driehoek is Hauwert
- Rode rondje is tegenstander
- Je speelt in de volledige 16 meter.
- Men speelt 5 tegen 5 + 5.
- Hierbij moet je scoren na 4 x over te spelen.
- Wanneer er gescoord wordt krijgt het team wat gescoord heeft weer de bal.
- Wordt de bal verdedigd en je speelt hem uit krijg je de bal.
- Wanneer je probeert te scoren na de omschakeling krijg je 2 punten.
Zo stimuleer je het snelle schakelen naar bal verovering en verlies.
- Maak een drietal.
- 2 personen staan achter het dopje met 1 bal.
- Je gooit de bal onder hands aan en kaatst met rechts.
- De persoon die kaatst maakt kleine bewegingen naar links en kaatst hier met links.
- Hij maakt een versnelling achter uit om het dopje heen en sluit achter aan aan.
- De speler die de bal heeft gegooid gaat nu het loop werk doen.
Technieken
- Koppen
- Lage bal
- Borst kaats
- Dribbel met buiten kant.
- Twee kanten
- 4 spelers, open draaien en goed kaatsen
- Meenemen in korte dribbel
Zie film
Zie tekening
- Je speelt de bal via plek a naar b en van b naar a.
- Deze draait snel en goed open en werkt af.
- Speler B zet druk na het inspelen.
- Je speelt 3 met keeper tegen 3 met kaatsers aan de zijkant.
- Je speelt een partij waarbij de accent ligt op snel aanval spel via de zijkanten.
- Ook ligt er na de aanval accent op het omschakelen van aanval naar verdediging.