Volleybaloefeningen voor cmv 2
De kinderen koppen de bal over zo kunnen ze merken dat de bal op de goede plek moet komen op het hoofd anders gaat de bal de verkeerde kan op. Zo geld het ook namelijk voor de handen.
In tweetallen, met gezicht naar elkaar toe, starten bij de pion. Op commando zijwaarts verplaatsen naar de zijlijn. Elk een andere kant op starten. Terug naar de andere zijlijn en terug naar de pion. Wie het eerst de pion aantikt. Gelijk start volgende tweetal. Zorgen voor wisseling in de tweetallen.
Bij meer dan 9 spelers dubbel uitzetten. (Ook geschikt om zelfstandig uit te voeren om ondertussen een volgende oefening uit te zetten).
Trainer staat in de hoek van het veld met rij kinderen achter zich. De kinderen hebben allemaal een bal in de hand. Speler geeft bal aan jou en jij stuit de bal in het veld en speler probeert de bal voor de 2de stuit te spelen naar de spelverdeler. Ook hier kun je per speler dit makkelijk of moeilijker maken.
- 2x rennen
- 2x zijwaarts
- 2x kruispas
- 2x hakken-billen
- 2x knieheffen
- 10/15 tellen planken
- 20 sit-ups
- 10 pus-ups
In 2 tallen tegenover elkaar:
- 3 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.
4 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.In totaal 3 ballen, waarbij 1 bal tussendoor gegooid wordt en beide 1 ‘eigen’ bal hebben. Voordat je de gegooide bal vangt, gooi je je ‘eigen’ bal omhoog, vangt de gegooide bal, gooit deze weer terug en vangt je ‘eigen’ bal. Enzovoort.1 bal bovenhands spelen, 1 bal stuiteren tussendoor via grond.- 1 bal bovenhands spelen, 1 bal overschieten over grond.
- 1 bal onderhands spelen, 1 bal rollen met gestrekte armen over grond.
In 2 tallen tegenover elkaar:
- 3 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.
4 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.- I
n totaal 3 ballen, waarbij 1 bal tussendoor gegooid wordt en beide 1 ‘eigen’ bal hebben. Voordat je de gegooide bal vangt, gooi je je ‘eigen’ bal omhoog, vangt de gegooide bal, gooit deze weer terug en vangt je ‘eigen’ bal. Enzovoort. 1 bal bovenhands spelen, 1 bal stuiteren tussendoor via grond.- 1 bal bovenhands spelen, 1 bal overschieten over grond.
- 1 bal onderhands spelen, 1 bal rollen met gestrekte armen over grond.
Aanvalsaanloop maken:
- Rechtshandig: links, rechts, links
- Linkshandig: rechts, links, rechts
Spelers op lengte bij elkaar
- aan een kant het net lager
- speler gooit bal naar trainer
- trainer houdt bal omhoog
- spelers slaan de bal uit de hand van de trainer
- blijf aan eigen kant van het net
let op aanloop, niet op mooie bal
- springen doe je met je armen!
- slaan doe je met je buik!
2 tallen met 1 hoepel in de hand. Trainer gooit bal over het net.
- 2 tal start op achterlijn en moet de bal na de stuit in de hoepel laten vallen.
- 2 tal begint bij het net en verplaatst achterwaarts en moet direct de bal in de hoepel laten vallen.
- bal naar trainer brengen en achter in de rij
- Nu hebben ze allemaal 1 hoepel vast en gooit de trainer de bal hoog over het net.
- De bal moet voor de stuit door de hoepel.
- Bal naar de trainer brengen en weer achter in de rij aansluiten.
In 2 tallen tegenover elkaar:
- 3 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.
- 4 ballen hooghouden waarbij je maar 1 bal tegelijk in je hand mag hebben.
- In totaal 3 ballen, waarbij 1 bal tussendoor gegooid wordt en beide 1 ‘eigen’ bal hebben. Voordat je de gegooide bal vangt, gooi je je ‘eigen’ bal omhoog, vangt de gegooide bal, gooit deze weer terug en vangt je ‘eigen’ bal. Enzovoort.
- 1 bal bovenhands spelen, 1 bal stuiteren tussendoor via grond.
- 1 bal bovenhands spelen, 1 bal overschieten over grond.
- 1 bal onderhands spelen, 1 bal rollen met gestrekte armen over grond.
- 2 tallen rustig naar elkaar toe serveren.
- Opgooi is belangrijk dus concentratie!
Let in de oefeningen goed op:
- Pass moet hoog komen zodat speler de bal 'bovenhands' kan vangen.
- Pass naar rechts, rechtervoet voor
- Pass naar links, linkervoet voor
- 'Ogen' van de schouders in de speelrichting
De oefening:
- 3 tallen met 1 bal.
- 1 en 2 staan naast elkaar, niet te dicht bij het net.
- 3 staat tegenover 1 achterin het veld.
- 1 gooit rechtdoor op 3 en 3 toetst diagonaal naar 2.
- 2 vangt af en gooit dan rechtdoor op 3 en dan toetst 3 diagonaal naar 1.
- 3 verplaatst zich dus steeds.
