Volleybaloefeningen voor senioren

Opzet
  • Verdeel de groep in tweeën.
  • Trainer staat aan de kant van de passers en vangt de pass af.
  • Team A begint met serveren, team B gaat passen.
  • Na 15 punten wisselen van serveerders en passers.
  • Trainer vangt nu ook aan de andere zijde van het net af.
Puntentelling
  • Goede serve die scoort: +1 punt.
  • Goede pass die door de trainer wordt afgevangen: +1 punt.
  • Foute serve die uitgaat of in het net komt: -1 punt.
  • Foute pass: -1 punt.
drawing Serveren en passen met wissel
Opstelling
  • Korte opslag richting kegels.
  • Vanaf de bank naar twee terreinen.
  • Vier posities voor looppas.
Uitvoering
  • Spelers voeren een korte opslag uit richting de kegels.
  • Na de opslag bewegen ze zich snel naar de volgende positie met een looppas.
drawing Opslag en looppas
Uitvoering
  • Vorm tweetallen: één speler met bal, de ander zonder bal ligt op de grond.
  • Series van 30 seconden met 30 seconden rust.
  • Bij het startsignaal staat de liggende speler op en ontvangt de bal aangegooid.
  • De speler speelt de bal bovenhands terug en gaat weer naar de grond.
  • Herhaal: explosief omhoog, klaarstaan, spelen en weer naar de grond.
  • Na 30 seconden rust, volgende serie van 30 seconden met onderhands passen.
  • Wissel van rol en begin opnieuw.
Organisatie:
  • Verdeel de groep over beide velden.
Uitvoering:
  • Speel de bal in maximaal 2 handelingen onderhands over het net.
  • Na iedere netpassage draait het team één positie door.
  • Valt de bal op de vloer of speelt de tegenstander de bal anders, dan scoort het team dat de bal over het net speelde.
  • Het spel hoeft in principe niet stil te vallen.
  • Als het spel wel stilvalt, wordt de bal middels een onderhandse service vanuit het achterveld weer in het spel gebracht.
  • Wie bereikt als eerste 15 punten?
  • Optioneel: Afhankelijk van het niveau mag de tweede bal vanuit het achterveld uit stand aangevallen worden.
drawing Onderhands spel
Posities en bewegingen
  • De aanval komt van rechts.
  • De middenaanvaller en diagonaal blokken.
  • De buitenaanvaller beweegt naar het midden.
  • De spelverdeler komt naar voren.
Uitvoering
  • De trainer slaat op de bal.
  • Spelers bewegen naar hun positie en verdedigen de bal van de trainer.
  • Na elke verdedigingsactie draaien de spelers een positie door.
  • Overgebleven spelers verdedigen individueel en leggen de bal in de kar.
Uitvoering
  • Vier spelers staan in een vierkant opgesteld.
  • Speel de bal rond en draai het lichaam goed in de richting waarin je speelt.
  • Speel tegen de klok in.
  • Let erop dat de rechtervoet voor staat bij het spelen.
drawing Bovenhands spelen en indraaien
Uitvoering
  • Vorm tweetallen die tegenover elkaar staan met een net ertussen.
  • Plaats een kegel onder het net.
  • Spelers spelen de bal bovenhands naar elkaar toe.
  • Na het spelen tikt de speler de kegel aan onder het net en gaat terug klaarstaan.
Uitvoering
  • Werk in tweetallen met één bal en het net ertussen.
  • Begin op de 3-meter lijn en serveer rustig naar elkaar toe.
  • Focus op de opgooi en concentratie.
  • Vergroot de afstand als het goed gaat.
  • Als de bal gevangen kan worden, vergroot opnieuw de afstand.
  • Als de bal valt, ga een meter naar voren.
Uitvoering
  • Inslaan aan beide kanten van het net.
  • Uitbreiden met verdediging en individuele blokkering.
Doel
  • Focus verleggen en snel schakelen tussen acties.
Uitvoering
  • Maak groepen van drie spelers met één gewone volleybal en één tennisbal.
  • De speler met de tennisbal is de lummel en staat in het midden.
  • Speler 1 speelt de volleybal naar de lummel.
  • De lummel gooit de tennisbal naar speler 1.
  • De lummel speelt de volleybal terug naar speler 1, die de tennisbal weer naar de lummel gooit.
  • Speler 1 speelt de volleybal naar speler 3.
  • Speler 3 speelt de volleybal naar de lummel.
  • De lummel gooit de tennisbal naar speler 3.
  • De lummel speelt de volleybal terug naar speler 3 en krijgt de tennisbal weer terug.
  • Herhaal deze cyclus.

Dit vereist concentratie en snel schakelen van de spelers. Als er geen tennisballen beschikbaar zijn, kunnen ook twee volleybalballen gebruikt worden.

Uitvoering
  • Werk in tweetallen.
  • Speler 1 staat met bal op de achterlijn.
  • Speler 2 staat zonder bal aan het net, met het gezicht naar het net.
  • Speler 2 maakt een bloksprong aan het net (let op een rechte landing).
  • Na de landing draait speler 2 zich om en verdedigt een korte bal op de 6-meter lijn.
Opstelling
  • Verdeel het team in twee groepen.
  • Elke groep neemt plaats aan een kant van het net.
Uitvoering
  • De ene kant serveert, terwijl de andere kant drie spelers opstelt als passers.
  • De passers proberen de bal omhoog te passen en deze op hun eigen helft te vangen.
  • Serveerders serveren om de beurt.
  • Na elke vangst komt er een nieuwe passer in het veld voor degene die gevangen heeft.
  • Speel tot 10 punten.
  • De serveerders scoren een punt als de bal niet wordt gevangen.
  • De passers scoren een punt als de bal wel wordt gevangen.
  • Een foutieve service telt niet mee.
  • Na een ronde wisselen de teams van kant.
  • In de tweede ronde spelen ze met twee passers in plaats van drie.