Volleybaloefeningen voor de techniek verdediging / toetsen / onderhands / duiken
DOEL
Reactie en snelheid verbeteren
ORGANISATIE
Herhalingen: Doe in totaal 5 series van 10 ballen.
UITVOERING
- Spelers 1,2 en 3 met bal in een halve cirkel.
- Speler 4 voor de 3 spelers met bal.
- Speler 5 geeft achter de rug van speler 4 aan wie van de spelers zijn bal los moet laten
- Ieder 10 ballen. Persoon met de meeste safes wint het spel.
- Speler 5 raapt eventueel ballen en houd de telling bij
- Aan beide kanten wordt tegelijk geserveerd (of zo veel mogelijk tegelijk); de verdediger verzorgt de pass richting positie [3] en op positie [3] wordt de bal afgevangen.
- De spelers lopen via de blauwe lijnen.
- Bij grotere teams kunnen er spelers in de wachtkamer worden toegevoegd.
- Bij meer dan 10 spelers gaat de snelheid van de oefening verloren.
- Doel
- Serves pass goed verzorgen.
- Er MOET daarom rechtdoor worden geserveerd, maar de serveerder moet wel willen scoren.
- De passer wordt niet goed getraind als hij tijdens de training alleen maar makkelijke ballen te verwerken krijgt.
- De serves-druk kan vanzelfsprekend wel tijdens de oefening worden opgevoerd.
- Trainer staat aan het net met een bal.
- Er komen telkens 3 spelers in het veld.
- Trainer slaat bal richting verdedigers, die passen bal terug naar trainer en gaan direct weer klaar staan om de volgende bal te verdedigen.
- Als de bal op de grond komt, nieuw drietal in het veld.
- Hoog tempo.
- Twee spelers met een bal aan het net, ongeveer drie-vier meter uit elkaar.
- Twee spelers op ongeveer zes meter, ieder tegenover een speler met bal.
- Spelers aan het net gooien tegelijk een bal aan, spelers achterin passen tegelijkertijd.
- Daarna zijwaarts verplaatsen naar de andere positie.
- Netspelers gooien weer bal tegelijk aan, passers spelen weer tegelijk pass terug en verplaatsen weer.
- Na twintig passes wisselen.
- De aanval komt van rechts
- De midden en diagonaal blokken, de buitenaanvaller komt naar het midden, de upper komt naar voren
- De trainer slaat op de bal, we gaan naar onze positie en verdedigen de bal van de trainer.
- Uit te breiden middels het afmaken van de aanval. Denk daarbij aan tactische geslagen of geprikte ballen. (centraal, positie 1, positie 5)
- Het team wordt in 2 groepen verdeeld (4 naargelang de hoeveelheid spelers).
- team 1 = opslag team
- team 2 = vang team
- Team 1 serveert 1 voor 1.
- Ze beginnen dicht bij het net wanneer het beter lukt kunnen ze steeds verder gaan staan.
- Team 2 vormt een rij aan de overkant achter de achterlijn.
- Wanneer speler 1 van team 1 serveert komt speler 1 van team 2 in het veld om de bal te pakken.
- Hij vangt de bal en loopt buiten het plein naar team 1 om te serveren en sluit achter in de rij aan.
- De serveerder loopt buiten het plein naar team 2 om de bal op te vangen en sluit achter in de rij aan.
Uitgangspositie is een opstelling met 4x4 spelers.en de overige spelers achter de achterlijn van veld A
- Trainer gooit de bal in veld A en deze spelen de bal in 3x over het net,
- veld B verdedigd en probeert de bal in 3x terug te spelen,
- Als 1 van de teams een punt maakt draaien we per tweetal door.
- De achterspelers van veld B verlaten het veld en sluiten achter de achterlijn van veld A aan.
- De voorspelers van veld B worden achterspelers in veld B,
- De voorspelers van veld A worden voorspelers veld B, de achterspelers veld A worden voorspelers veld B.
- Een nieuw tweetal draait in in veld A en worden daar de achterspelers.
Opstelling van materiaal:
- De trainer staat met een grote bal klaar in zijn handen.
- De spelers hebben allemaal een gewone volleybal vast.
Spelverloop:
- De spelers gooien hun bal naar de trainer.
- De trainer laat de bal op zijn grote luchtbal botsen.
- De bal zal naar verschillende kanten opspringen, de kinderen proberen de bal te vangen.
- Verdeel de groep in tweeën
- Allemaal op de achterlijn
- Het 1e tweetal (van beide zijden) lopen naar het net
- Maken een bloksprong
- En gaan weer achteruit
- De trainer brengt de bal in het spel
- En zij zetten een aanval op en spelen de rally uit
- Beide tweetallen eruit en nieuwe erin
- Tweetallen: degene bij het net heeft de bal, de andere speler start op de driemeterlijn.
- Bal wordt op de grond gestuiterd en vervolgens gelijk richting 6 meter gegooid.
- Op de stuit mag degene die gaat passen verplaatsen.
- Snel verplaatsen, achter de bal komen en goede pass afleveren.
- Weer de tweetallen: degene bij het net heeft de bal, de andere speler start op de driemeterlijn.
- De bal wordt aangegooid met een stuit.
- De bal kan daardoor ook links of rechts komen, waardoor niet alleen achterwaarts, maar ook zijwaarts verplaatst moet worden.
- Weer de tweetallen: degene bij het net heeft de bal, de andere speler start op de driemeterlijn.
- Nu wordt de bal opgegooid en aangeslagen, waardoor de bal verdedigd moet worden.
- Bij opgooi mag er verplaatst worden.
- Er mag zowel aangeslagen als geprikt worden.
- A serveert naar B.
- B passt de bal naar de spelverdeler, die vervolgens een hoge bal in het achterveld speelt.
- B verdedigt deze bal terug naar de spelverdeler, die vervolgens een setup geeft voor B.
- B valt aan op deze setup.
Na de aanval neemt A de plek in van B en wordt B reserve. De spelverdeler blijft staan.
De buitenaanvallers gebruiken met één spelverdeler de linkerhelft van het veld. De middenaanvallers en diagonaalaanvallers gebruiken met een andere spelverdeler de rechterhelft.
Uitbreiding:
- Na de service pakt A een tweede bal.
- Na de aanval van B gooit A deze bal het veld in.
- B speelt deze bal naar de spelverdeler, de spelverdeler geeft een setup
- B valt nog een keer aan.
Deze oefening kan je doen als opwarming. Door middel van het overwerpen van de bal en het inspelen van de ontvangen ballen.
Doorschuiven: Bal volgen.
Variatie:
Doorschuiven: Bal volgen.
Variatie:
- Bal wordt niet meer overgeworpen maar technisch geslagen. Verdediging + pas.
- Bal wordt in één tijd over getoetst. Verdediging + pas met tussentoets.
- Bal overtippen op pas.
- Bal overslaan.
- In andere richting spelen.