facebook pixel

Korfbaloefening: slingerworp

Geschikt voor de volgende technieken: passing

Slingerworp

De onderhandse slingerworp wordt met name gebruikt om uit de worp ook snelheid te creëren voor een actie richting korf, waarbij een inspringende tegenstander voorbij wordt gelopen nadat de bal onderhands is gegooid.

Voor rechtshandige is de uitgangshouding een schredestand met de linkervoet voor en de knieën lichtgebogen. Een hoog aankomende bal is een ideale inzet voor deze worp. De bal wordt hoog gevangen en in een cirkelvormige baan gebracht, die verloopt via achter naar beneden vóór het lichaam. De arm is hierbij soepel gestrekt en de bal ligt op de gespreide vingers. De bal wordt losgelaten net nadat de rechterarm loodrecht naar beneden wijst. Het lichaamsgewicht is aanvankelijk op het voorste been. Tijdens de cirkelbeweging van de arm verplaatst zich dat naar achteren, om tenslotte weer te eindigen voor het voorste been.

Onderhandse slingerworp uit eenhandig vangen

Om de worp te gebruiken om snelheid te maken voor een loopbeweging gaat het linkerbeen naar voren op het moment dat de rechterarm loodrecht naar beneden wijst (vanaf stap 6 in de afbeelding). Bij het strekken van de rechterarm (de bal is dus reeds gegooid) komt de linkervoet weer op de grond en is de eerste pas naar binnen gemaakt.

In de wedstrijd wordt vaak met twee handen gevangen. Nadat de bal met twee handen is gevangen wordt de bal met de rechterhand van borsthoogte naar omlaag gebracht tot kniehoogte en achter het lichaam weer omhoog gebracht, waarbij de arm tijdens de beweging naar achteren gestrekt wordt en aan het eind horizontaal staat. De verdere techniek is gelijk aan het onderhandse slingerworp uit eenhandig vangen.

Onderhandse slingerworp uit tweehandig vangen

Veel voorkomende fouten

  • Het moment van loslaten is foutief, waardoor de juiste richting van de worp verloren gaat.
  • De arm wordt niet gestrekt gehouden.
  • De snelheid van de ronddraaiende arm is te hoog, waardoor men de bal verliest of verkeerd plaatst.

De bovenhandse slingerworp wordt veelal toegepast als de tegenstander groter is dan de speler of men wil een boogbal (lobje) gooien.

Men staat in een niet te grote schredestand, linkervoet voor. De knieën zijn gebogen. Men staat dwars op de werprichting. De bal wordt gevangen en in één cirkelbeweging met gestrekte arm van onderaf naar achter het lichaam en vervolgens tot boven het hoofd gebracht en even voorbij het hoofd los gelaten, juist nadat het hoogste punt is bereikt. Tijdens het lange balcontact wordt de handelingssnelheid opgevoerd om de bal de gewenste snelheid mee te geven.

Bovenhandse slingerworp uit tweehandig vangen

Veel voorkomende fouten

  • De bal wordt te vroeg losgelaten, een te hoge en te korte bal is het gevolg.
  • De bal wordt te laat losgelaten, een te lage en te korte bal is het gevolg.
  • De arm wordt niet gestrekt gehouden.
  • De handelingssnelheid is te laag, waardoor de bal van de hand dreigt te vallen, met name als de bal achter het lichaam is.

Een zijdelingse slingerworp is over het algemeen onnauwkeurig en ongecontroleerd. Voor de volledigheid wordt het hier beschreven, maar het aanleren van deze worp verdient geen prioriteit. De bovenhandse slingerworp is een beter alternatief.

Nadat de bal gevangen is, wordt hij met gestrekte arm horizontaal naar achteren gebracht. Bij een rechtshandige werper staat het linkerbeen voor. Het lichaamgewicht rust op het rechterbeen, dat licht gebogen is. Het lichaam staat dwars op de werprichting. De bal wordt nu met een gestrekte arm horizontaal

weggeslingerd, waarbij de kracht komt uit strekking van het rechterbeen en de rompdraaiing naar voren.

Eigenschappen van de oefening

1
12
Benodigde materialen:
Niet van toepassing
Geschikt voor volgende niveau's:
Kangoeroes
F jeugd
E jeugd
D jeugd
C jeugd
B jeugd
A jeugd
Senioren