Korfbaloefeningen voor de techniek algemeen
Organisatie: de spelers stellen zich allemaal op aan één zijde van het veld.
Voor met deze oefeningen begonnen kan worden, eerst een goede warming-up (zie hiervoor) met rekoefeningen uitvoeren. De reeks werd gedemonstreerd door Margriet Poiesz (die zowel atletiek- als korfbaltrainster is) tijdens één van de bijscholingen van district Noord van de NKTV
Steigerungen: lopen naar de overkant, waarbij het tempo geleidelijk wordt opgevoerd tot bijna-sprint snelheid
Skipping: een vorm van knieheffen in zeer hoog tempo. De romp is in loophouding en hangt dus zeker niet achterover. De voeten grijpen als het ware naar de grond. Deze oefening is gericht op de voorste zwaaifase.
Hakken / billen of hielaanslag in hoog tempo (oefening voor de achterste zwaaifase). De knieën hangen naar beneden, de romp is in loophouding
Met lange loopsprongen naar de overkant (oefening voor de achterste afzetfase). Let op een krachtige, lange afzet. Ook bij deze oefening grijpen de voeten a.h.w. naar de grond.
Je maakt een vak, hierin staat een aanvaller, de aanvaller moet zich in het vak blijven bewegen terwijl er een verdediger bij loopt. 1 iemand speelt steeds de bal aan. De verdediger kijkt naar de bal en probeert de bal te vangen. Elke keer dat de aanvaller de bal pakt komt er iemand bij in het vak. Wanneer de verdediger de bal pakt gooit hij hem terug en probeer je het opnieuw.
2 tal. Per 2 tal 1 bal en 1 pion. Speler A blijft op zijn plek staan. Speler B start bij de pion, die op ongeveer 10 meter afstand staat. Speler B rent naar speler A toe. Speler A gooit(met 1 hand) de bal naar speler B. Speler B blijft lopen totdat hij de bal gevangen heeft en stopt dan. B gooit de bal terug en loopt weer naar de pion om de oefening opnieuw te beginnen. na 10x wisselen.
Opdracht
Er staan allemaal dopjes 3x3. Elke groep gaat achter een pion staan die op 10 meter afstand staan. Elke groep krijgt zijn eigen kleur dopjes. Dan begint de eerste te rennen naar de dopjes die verder op staan en proberen zo snel mogelijk 3 op een rij te krijgen. Op het teken van de trainer mag de volgende persoon een dopje neerleggen.
Opdracht
Het team verdelen we in twee gelijk groepen. en de twee groepen gaan elk achter een pilon staan.
Vervolgens staat er op 10 meter afstand een paal, de groep maakt vanaf de pilon die op 2 meter van de paal staat een schot. Als de kinderen hebben gescoord mogen ze door naar de pilon die achter de paal op 5 meter afstand staat.
Tot slot rennen ze 3 rondjes om de pilon en rennen ze terug naar hun rij.
Dan mag de volgende in de rij beginnen.
Variatie:
In plaats van een schot, maken ze een doorloopbal.
In plaats van een schot van 2 meter, maken ze een schot van 4 meter.
Iedereen gaat als een plank op de grond liggen, steunend op de ellebogen met de benen lang uit. Vervolgens springen de kinderen op en strekken zich helemaal uit.
Je zet vier pionnen in een vierkantje met een afstand van 8 meter. Vervolgens laat je de kinderen tweetallen maken. De kinderen mogen om de beurt met de dobbelsteen gooien. Je hebt drie verschillende rondes:
Ronde 1:
De kinderen dobbelen met de dobbelsteen. Als een groepje bijvoorbeeld 4 dobbelt, moet elk groepje 4 rondjes om de pionnen heen rennen.
Ronde 2:
De kinderen zeggen eerst voor wie ze gaan dobbelen en mogen daarna passen dobbelen. Dus ze kiezen een groepje uit, bijvoorbeeld groep 2 en dobbelen voor die groep.
Ronde 3:
De kinderen mogen eerst dobbelen en daarna kiezen ze een groepje uit. Dit is dan ook bijna altijd de leukste ronde. 
partijtje met de hele groep
partijtje met de hele groep
2 tal. Per 2 tal 1 bal en 1 pion. Speler A blijft op zijn plek staan. Speler B start bij de pion, die op ongeveer 10 meter afstand staat. Speler B rent naar speler A toe. Speler A gooit(met 1 hand) de bal naar speler B. Speler B blijft lopen totdat hij de bal gevangen heeft en stopt dan. B gooit de bal terug en loopt weer naar de pion om de oefening opnieuw te beginnen. na 10x wisselen.