Korfbaloefeningen voor f jeugd
In het kort:
- beoefenen van diverse vormen van het schot in een leuke wedstrijdvorm.
Organisatie:
- per groepje een korf en een bal, de korven staan naast elkaar.
- De eerste opdracht aan de groepjes luidt: maak 10 doelpunten.
- De trainer loopt intussen kriskras rond, aanmoedigingen gevend of her en der corrigerend.
- Hij heeft een papiertje bij zich waarop een rij opdrachten staat.
- Als iemand komt om de volgende opdracht te halen, eerst even vragen welke opdracht net is uitgevoerd (dat kan na verloop van tijd behoorlijk uiteen lopen) en dan de volgende opdracht meegeven.
Opdrachten:
- 10 doelpunten maken, voor de korf
- 15 keer overgooien met 2 handen
- 8 doelpunten maken, achter de korf
- 15 keer overgooien met 1 hand
Doel:
- De kinderen proberen de bal te veroveren en zo snel mogelijk op te pakken.
Organisatie:
- De kinderen staan in twee rijtjes.
- Van iedere rij staat een kind klaar om te gaan rennen.
- Je gaat tussen deze kinderen in staan, telt af en rolt de bal weg.
- Wie heeft de bal als eerste gepakt?
- Daarna weer aansluiten in de rij.
Doel:
- De kinderen leren hun directe tegenstander ten alle tijden te volgen,
- hierbij blijft de verdediger altijd tussen de paal en het meisje in.
Organisatie:
- De kinderen staan in tweetallen bij een korf.
- Een van de twee is verdediger, de andere aanvaller.
- De aanvaller maakt bewegingen rondom de korf (er naartoe, weg, links, rechts, etc.)
- de verdediger zorgt er constant voor dat ze op een juiste plek tussen de korf en het meisje blijft.
- Na een aantal minuten wisselen. Tweetallen wisselen.
- pion korf pion
- Je gaat op een bepaalde manier naar pion 1
- bijv. Huppelend) dan ren je normaal naar de korf.
- Je schiet op de korf, scoorde je mag je direct terug
- als je mist dan moet je naar pion 2
- en mag je dan terug naar begin.
- Volgende speler aan tikken en gaan zitten.
- Twee of meer groepjes maken afhankelijk van grote van de groep.
- 3 pionnen per groepje
- Als een speler scoort mag hij/zij een pion van een ander groepje pakken. Wie als eerste alle of een bepaald aantal pionnen heeft.
Starten met het bespreken van verdedigen. Waarom doen we dat? Hoe doen we dat?
In het kort: aanvangsoefening voor het verdedigen, waarbij iedereen de bewegingen van de trainster moet volgen.
Organisatie: de speelsters staan verspreid opgesteld in de ruimte met een onderlinge afstand van minimaal 4 meter. Iedereen staat met het gezicht naar de trainster toe, die circa 8 meter voor de groep staat.
a ) De trainster loopt in een rustige looppas naar de groep toe. De speelsters moeten nu in hetzelfde tempo achteruit lopen, zodat de afstand tot de trainster steeds even groot blijft. Na een tiental meters stopt de trainster en zij loopt achteruit bij de groep vandaan. De speelsters moeten ook stoppen en vooruit gaan lopen. De trainster voert geleidelijk het tempo op en zorgt ervoor steeds wisselende afstanden vooruit of achteruit te lopen.
b ) Als a., maar nu loopt de trainster in een rustig tempo naar links, de speelsters lopen dus naar rechts. Zo voortdurend afwisselend naar links en naar rechts lopen, over steeds verschillende afstanden, in een steeds hoger wordend tempo.
c ) Als a., maar nu komt het er op aan, dat de speelsters zo snel mogelijk reageren. De onderlinge afstand tussen de speelsters hoort ook steeds even groot te blijven. Het tempo is hoog.
d ) Als b., maar ook in hoog tempo en met een snelle reactie. De trainster kan ter aanmoediging haar bewegingen verbaal ondersteunen: 'naar links, naar rechts, sneller, ja, goedzo!' enz. Een aardige variant die meer concentratie van de speelsters vraagt: af en toe roepen 'naar links', en dan expres naar rechts lopen! De opdracht was: volg mij, dus de speelsters moeten de bewegingen volgen.
e ) De trainster loopt nu afwisselend in 4 verschillende richtingen, die door de speelsters gevolgd moeten worden (combinatie van c. en d.). Het tempo ligt vrij hoog. In principe is dit nu al een gewone verdedigingsoefening. Zeker als we overgaan naar f.:
f ) Als e., maar de trainster brengt duidelijke tempowisselingen aan in haar lopen. Meestal loopt zij in een rustig looppastempo, maar af en toe is er een flinke versnelling. De speelsters moeten er direct op reageren! Varianten: het kan gebeuren dat de trainster van deze oefening zelf moe wordt. Of dat zij haar korfbalschoenen heeft vergeten (foei natuurlijk, maar het kan gebeuren nietwaar), of zelf geblesseerd is. Dan zijn er een tweetal oplossingen mogelijk:
1 ) Niet de trainster staat voor de groep, maar één van de speelsters, die vooraf van de trainster de bedoeling uitgelegd heeft gekregen. Velen (vooral kinderen) zullen dit best leuk vinden om te doen. Het gevaar is wel aanwezig dat er wat meer 'geouwehoerd' wordt.
2 ) De trainster staat voor de groep en geeft met de armen aan wat er moet gebeuren: als de linkerarm wordt uitgestoken, dan moet de groep naar rechts lopen, als de armen met een wenkende beweging achterover worden gebracht, dan loopt de groep naar voren, enz. De tempowisselingen geeft de trainster verbaal aan: 'rustige looppas,... en dan nu wat sneller,.... tempo!! ... en weer kalm....'
Het tikken of blokkeren van de bal is net als het blokkeren van het schot voor een groot deel een kwestie van gevoel. Daarom is het ook belangrijk dat dezelfde oefening tegen een andere tegenstandster wordt uitgevoerd. Doordat deze anders werpt, is de oefening dan weer heel anders.
2 kinderen staan bij een korf. 1 aanvaller er 1 verdediger.
- De aanvaller mag rond de korf bewegen, naar de korf toe en van de korf af.
- De verdediger blijft altijd met de rug naar de korf en volgt de verdediger.
- Op een gegeven moment krijgt de aanvaller van de trainer de bal aangespeeld. Verdediger moet dan direct naar de aanvaller en handen omhoog doen.
- maak 2 groepen
- de aanval neemt de bal uit bij de trainers.
- wanneer de verdediging de bal heeft onderschept, brengen die de bal eerst weer uit bij de trainers.
- wanneer er is gescoord, krijgt het team een bonus en mogen ze de bal weer uitnemen
- 1 van de jonge trainers kan de partij fluiten om zo ervaring op te doen
- Je maakt een vak, hierin staat een aanvalster,
- de aanvalster moet zich in het vak blijven bewegen terwijl er een verdediger bij loopt.
- Om het vak heen staan de andere speler.
- De aanvaller begint met de bal in de handen en gooit de bal naar iemand aan de zijkant en de gene aan de zijkant gooit de bal weer terug naar de aanvaller en gooit hem vervolgens weer naar iemand anders die aan de zijkant staat.
- De verdediger probeert de bal er tussen uit te pakken.
- Wanneer de verdediger de bal pakt gooit hij hem terug en probeer je het opnieuw.
- de aanvaller probeert dus steeds vrij te lopen en de verdediger probeert de bal te onderscheppen.
In het kort: aardige schietoefening met veel loopwerk.
Organisatie:
- de korven worden in een cirkel geplaatst.
- Bij elke korf staat een aangever met een bal.
- De rest van de spelers staat midden in de cirkel (het midden moet duidelijk herkenbaar zijn.
- In de zaal is vaak wel een cirkel aanwezig,
- op het veld moet een pilon geplaatst worden).
- Het aantal korven komt heel precies:
- streef naar 2 korven per 5 spelers.
Uitvoering
- De spelers in de middencirkel krijgen de opdracht om doorloopballen te nemen op één van de korven,
- het geeft niet welke.
- Aangezien er iets meer spelers in de cirkel staan dan er vrije korven zijn, komt het erop aan om snel een vrije korf te zoeken.
- Wie niet vlug genoeg is, moet dus even wachten.
- En als Jantje al op weg is naar een korf, maar op het laatste moment nog voorbij gelopen wordt door Marietje, die harder loopt, dan moet Jantje terug naar de middencirkel om van daaruit opnieuw een poging te wagen.
- Ieder vangt zijn eigen doorloopbal af.
- Na het aangeven loopt een ieder door de middencirkel of om de pilon heen om vervolgens weer zo snel mogelijk een vrije korf te zoeken.
training f1 en f2
aantal korven: 5
aantal spelers:10
hoedjes:allemaal
hoepels:5
warming -up
Zet een vierkant uit van hoedjes of korven
- In het midden leg je ballen (1 minder dan het aantal spelers)
- De spelers lopen rondjes rond de hoedjes
- Op het fluitsignaal rennen ze naar binnen en proberen een bal te pakken
Als je een bal hebt mag je een schotpoging doen (strafworp afstand, bij pylon of in de hoepel) en als je scoort heb je een punt,
variaties:
- blijven doen ,wie eerst bij 3 punten
- voor achter de korf schieten
-achteruit lopen/armen zwaaien/hakke billen
- bij elke nieuwe ronde een bal minder in het midden. De spelers die geen bal te pakken hebben blijven lopen,of wachten gewoon.
let op : gaat niet erom of ze hard lopen, als ze maar in beweging blijven
In het kort: veel schietoefening met veel loopwerk.(NADRUK OP LEREN OP 1 BEEN SCHIETEN AAN EIND VAN SEIZOEN PLUS UITSTAPPEN MET GOOIEN)
Organisatie: de korven worden in een vierkant gezet Het aantal korven komt heel precies: streef naar 5 korven per 10 spelers.
a ) De spelers beginnen bij elke korf 1 afvanger onder de korf en de andere persoon staat in hoepel voor de korf met bal, schieten op twee benen geschoten door naar de volgende korf
wisselen: op tijd
bij oneven aantallen nog een keer lopen of nog een x vangen
b ) Als a., maar nu met de opdracht: Wie maakt het eerst 3 doelpunten?
c ) Als a., maar met de opdracht: een been uit de hoepel andere been omhoog trekken
(voor degene die met rechts schrijven rechts uit de hoepel ,SCHAKEL HIERBIJ DE HULPTRAINERS NADRUKKELIJK IN OM ZE TE HELPEN )
d ) Als a., maar er volgt een 'overneemsituatie': de loper vanuit de cirkel speelt na de bal ontvangen te hebben, de bal terug op de aangever die bij de paal is weg gestart
(DE AANGEVER STAPT MET 1 BEEN UIT DE HOEPEL OM TE GOOIEN). De oorspronkelijke aangever moet proberen van uit dit weg starten te scoren.(NU LOOPT DEGENE DIE GESCHOTEN HEB NAAR VOLGENDE KORF.)
wisselen ; op tijd, of wie eerst 3 gescoord