Tennisoefeningen
- Spelers staan in tweetallen kort tegenover elkaar.
- Op de grond tussen de twee spelers in ligt een bal.
- Trainer geeft de commando's:
- Hoofd,
- kin,
- knieën,
- voeten,
- oren,
- BAL!
- Op het commando BAL! moeten de spelers proberen zo snel mogelijk de bal pakken.
- Op de andere commando's tikken ze betreffende lichaamsdeel aan
- De spelers warmen eerst op met hun oefeningen en touwtje springen 5'
- De spelers spelen mini-tennis met verschillende opdrachten: 15'
- Via de voet de bal ingeven (alsof je een bal opraapt) -
- Nadien op regelmaat spelen na elkaar
- De ingeefbal blijft hetzelfde via de voet
- De bal 2x aanraken en 1x botsen
- Match tot 11 punten
- Daarna gaan we naar achter
Oefening per 3 speler:
- 2SP houden een stok vast in hun handen (uiteinde van de stok)
- SP3 spurt op het startsignaal naar de kegel met de tennisbal
- Neemt de tennisbal af en loopt terug naar de stok (SP1+2). SP3 springt erover en terug
- Stok hoog houden en onderdoor lopen
- Opnieuw 2x springen
- Stok omhoog houden en eronder door lopen terug richting de kegel
- De tennisbal erop leggen en de één van de twee andere SP aantikken
- De speler geeft de bal in via de voet (bal oprapen via voet)
- Dan moet de bal één keer op uw kader van uw racket botsen en vrij inspelen
- Punt spelen tegen elkaar
- De speler start aan de startkegel.
- Zo snel mogelijke verplaatsing naar de verdere kegels en speelt het BH.
- Overkruisen terug verplaatsen naar de startkegel
- Voetenwerk: L-R-L voor BH (rechtshandige)
- Oefening 1:
- per 2SP; één ballon hooghouden en ondertussen een tennisbal doorgeven aan elkaar.
- Oefening 2:
- per 2SP: Er ligt een tennisbal op de kegel; 1SP slaat de ballon de lucht in; duwt met de voet de tennisbal van de kegel, oprapen, terug op de kegel leggen en ballon vangen.
- Oefening 3:
- per 2SP: Er ligt een tennisbal op de kegel; 1SP slaat de ballon de lucht in; neemt de tennisbal van de kegel; draait de kegel om en gooit de tennisbal in de kegel + vangen ballon.
- Oefening 4:
- per 3SP; Beide SP hebben 2 stokken aan de uiteinde vast tussen hun twee in. SP3 gooit de tennisbal de lucht in en steekt een kegel omgekeerd tussen de stokken. SP1+2 moeten proberen deze bal in de kegel op te vangen. (Afdaling: na één bots)
- Oefening 5:
- per 2SP of alleen: SP heeft 3 kegels langs elkaar staan; Hij/Zij gooit de tennisbal de lucht in; stapelt alle kegels op elkaar; en probeert dan de bal de vangen in de kegel (na één bots, zonder bots,...)
- Je kan ook met kleuren werken: een juiste volgorde stapelen.
- 1 verschillende kleur: die je altijd als eerste, laatste moeten nemen, waar de tennisbal moet invallen....;
- In de rally blijven De student is in staat om:
- Om op verschillende manieren forehand- en backhand technieken te slaan in dubbel- en enkelspel.
- Aan te geven welke principes gelden bij het opbouwen van een punt.
- Zelfstandig spel- en oefenvormen op te starten en te onderhouden.
- Met aandacht en begrip, focus, werklust en strijdlust aan de les deel te nemen.
- Samen te werken en te overleggen.
- Regelkennis toe te passen.
- Er worden willekeurig 4 ballen aangegeven aan elke kant van het veld staat een potje.
- Als er een Forehand wordt gespeeld dan moet het Forehandpotje aangetikt worden.
- Wordt er een Backhand gespeeld dan moet het Backhandpotje aangetikt worden.
Oefening met 3 spelers
- Met 3 spelers achter elkaar tegenover een muur/wand
- 2de speler in de rij gooit de tennisbal tegen de muur in een boog
- Speler 1 springt in spreidsprong over de bal
- speler 2 vangt de bal op na 1 bots (afdaling: 2 botsen) en gooit het balletje achteruit naar speler 3 die op zijn beurt weer gooit.
- Als je springt over het balletje
- achteraan in de rij
- Bal gegooid
- gaat speler 1 als springer
- Speler 3 heeft rust en schuift daarna door naar speler 2 als gooier.
- De kinderen lopen in tweetallen door de zaal.
- Het ene kind probeert het andere te volgen.
- Variatie
- Het kind dat voorop loopt moet plotseling van tempo veranderen.
- Het voorste kind moet steeds scherp van richting veranderen.
- Groepjes van vier of vijf kinderen.
- Groepjes van vier of vijf kinderen en op teken sprint de achterste naar de kop en geeft dan vervolgens de baan aan.
- Tweetallen staan tegenover elkaar.
- Bal tussen hun in.
- Speler staan met hun handen op hun rug.
- Zodra er BAL wordt geroepen proberen zij zo snel mogelijk de bal te pakken.
- Wie hem eerst pakt heeft gewonnen.
- Het voetenwerk is een belangrijk onderdeel in tennis.
- Door goed voetenwerk kunt u snel bij de bal zijn, waardoor u de bal kunt terugslaan.
- Het voetenwerk bestaat uit meerdere onderdelen.
- Zo kunt u voorwaarts en achterwaarts bewegen, maar ook zijwaarts bewegen.
- Het is van essentieel belang dat u, na het slaan van de bal, terugbeweegt naar het midden van de tennisbaan, omdat u dan een betere uitgangspositie heeft.
- Het allerbelangrijkste onderdeel van het voetenwerk is het maken van een splitstep.
- Een splitstep maakt u op het moment dat de tegenstander de bal slaat.
- Een splitstep is een kleine sprong die u maakt.
- Uw voeten komen nauwelijks van de grond af.
- Wanneer uw voeten weer op de grond geland zijn is het van belang dat uw lichaamsgewicht verplaatst naar beide benen.
- Daarnaast kunt u bewegen door de ‘zij-sluitpas’ en de ‘cross-overpas’ te gebruiken.
- De zij-sluitpas wordt veel gebruikt, omdat u na het slaan van de bal meteen kan terugbewegen naar het midden van de baan, terwijl uw hele lichaam gericht is richting het tennisnet.
- Hetzelfde geldt voor de ‘cross-over pas’.