Tennisoefeningen voor de techniek balbeheersing
Uitvoering
- Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
- De spelers voeren één voor één zijwaartse shuffles uit tussen de zijlijnen richting het net.
- Bij het net aangekomen joggen ze langs het net, tussen de zijlijnen aan de andere kant.
- Jog langs de baseline terug om weer aan te sluiten in het rijtje.
- Herhaal de reeks een paar keer.
Uitvoering
- Zet de spelers in een rij naast elkaar.
- Ongeveer 1 meter voor hen ligt een tennisbal op de grond.
- Laat ze de voeten iets uit elkaar zetten.
- Snelle looppas - dribbelen - op de plaats.
- Op aangeven van de trainer doen ze tijdens het dribbelen:
- Handen op de knieën.
- Handen op de tenen.
- Handen op de schouders.
- Handen naar voren.
- Handen in de lucht.
- Als de trainer "Bal!" roept, pakken ze zo snel mogelijk de bal.
- Herhaal en varieer de commando’s voor afwisseling.
De bewegingen tijdens een partij kun je oefenen met V drills.
Zie de afbeelding voor deze V drill oefening.
Zie de afbeelding voor deze V drill oefening.
- De speler loopt schuin langs het hoedje en slaat de aankomende bal.
- Stapt vervolgens achteruit om het hoedje heen.
- Stapt zijwaarts terug naar beginpunt.
- Let op: het gezicht moet altijd richting het net zijn.
- Het is goed om eerst zonder bal, maar wel met racket, te oefenen zodat de beweging goed gaat.
- De coach houdt twee hoepels op schouderhoogte omhoog
- De spelers slaan zachte ballen gericht door de hoepels.
- Leg een touw met aan één zijde een hoedje.
- De spelers hebben hun racket en een ballon.
- Ze spelen de ballon omhoog met het racket en terwijl de ballon in de lucht is, verzetten ze het hoedje van de ene kant van het touw naar de andere kant.
- Je kunt er een wedstrijd van maken door een aantal keer voor te stellen.
Zet aan de achterlijn een bak met ballen.
- De spelers starten met een bal in de hand en rennen naar de twee hoedjes die het dichtst bij het net zijn.
- Ze staan stil tussen de hoedjes en proberen de bal vanaf daar in de emmer te gooien.
- Gelukt. Dan rennen ze terug naar de ballenbak. Pakken een nieuwe bal en rennen naar de twee hoedjes in het midden om vanuit daar opnieuw de bal in de emmer te gooien.
- Mislukt. Dan rennen ze terug naar de ballenbak. Nieuwe bal en proberen het opnieuw op dat level.
- Degene die het eerste de drie levels heeft gehaald, wint.
- Twee spelers rennen tegen elkaar.
- Rennen door de pionnen heen naar het net.
- Daarna sprint naar achterlijn.
- Wie het eerst de achterlijn aantikt heeft gewonnen.
- De speler staat in het midden van het achterveld.
- Zijn/haar racket ligt op de achterlijn.
- Vijf tennisballen liggen verspreid.
- De speler rent zo snel als mogelijk naar de ballen en brengt deze één voor één naar het racket.
- Hoe snel liggen alle vijf de ballen op het racket?
- Gebruik een stopwatch om de tijd bij te houden.
Zet de spelers in een rij naast elkaar.
Ongeveer 1 meter voor hen op de grond ligt een tennisbal.
Ongeveer 1 meter voor hen op de grond ligt een tennisbal.
- Laat ze de voeten iets uit elkaar zetten.
- Snelle looppas -dribbelen- op de plaats.
Op aangeven van de trainer doen ze tijdens het dribbelen:
- Handen op de knieën.
- Handen op tenen.
- Handen op schouders.
- Handen naar voren.
- Handen in de lucht
- Als de trainer Bal! roept, pakken ze zo snel mogelijk de bal.
- Herhaal en gooi de commando’s door elkaar voor de afwisseling.
- Laat de spelers in een rij op de baseline staan.
- Tussen de zijlijnen staan 7 pionnen.
- Laat de spelers één voor één om de pionnen heen shufflen. Belangrijk dat ze hun gezicht richting het net houden.
- Ze shufflen dus zijwaarts voor- en achteruit.
- Bij het net aangekomen, joggen ze langs de zijlijn terug naar de baseline en sluiten weer bij de groep aan.
- Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
- Laat de spelers één voor één side shuffles doen, tussen de zijlijnen, richting het net.
- Bij het net aangekomen joggen ze langs het net, tussen de zijlijnen aan de andere kant en langs de baseline terug om weer aan te sluiten in het rijtje.
- Herhaal de oefening een paar keer.
- Leg hoepels aan de achterlijn.
- Elke speler eigen racket en bal.
- De speler houdt het racket horizontaal voor zich met de elleboog gebogen en tikt de bal een stukje omhoog.
- Laat vervolgens de bal langs het racket op de grond in de hoepel stuiteren en pakt in de stuit de bal weer op om deze weer stukje omhoog te tappen.
- Doe dit 10 keer.
- Daarna gaan ze dezelfde oefening lopend naar het net doen.
- Omdraaien en weer terug naar de hoepel.