Tennisoefeningen voor de techniek forehand
Het terrein is in 2 helften verdeeld en speler 1 speler tegen 1 speler en dit x 2.
- Speler 1 slaat de bal naar Speler 2.
- Na 3 ballen achter de middenlijn, mag men de het spel uitspelen d.m.v. een bal rechtdoor forehand of backhand.
- Wie het eerst 7punten heeft wint.
Variaties:
- Winnende/verliezende spelers mogen tegen elkaar.
- Speler mag enkel forehand of enkel backhand rechtdoor slaan voor punt te winnen.
Het terrein is in 2 helften verdeeld en speler 1 speler tegen 1 speler en dit x 2.
- Speler 1 slaat de bal naar Speler 2.
- Na 3 ballen achter de middenlijn, mag men de het spel uitspelen d.m.v. een bal rechtdoor forehand of backhand.
- Wie het eerst 7punten heeft wint.
Variaties:
- Winnende/verliezende spelers mogen tegen elkaar.
- Speler mag enkel forehand of enkel backhand rechtdoor slaan voor punt te winnen.
De speler krijgt een bal in de backhand en moet over de middenlijn slaan.
Varianten:
- Met potjes of brug, voorafgaand de oefening, om erover te springen
- Speler staat en start in de dubbellijn en moet de bal rechtdoor slaan
- Potjes zetten in het terrein of in de dubbellijn
- Idem in BH - andere kant gooien en starten.
- Je slaat of gooit de bal aan naar de leerling die voor je staat.
- Die leerling probeert het ballen torentje of pion om te slaan.
- Daar leren ze ervoor om gericht te spelen en topspin te spelen.
- 3 ballen op 3 verschillende plekken in het veld
FH Self-feed
- Terrein 1:
- Vanaf verschillende pannenkoeken (ook buiten het veld) lukken in zone
- Cross zone
- Terrein 2:
- rechtdoor zone
- PUNT:
- na elkaar 2 ballen in juiste zone lukken
- na elkaar 2 ballen in juiste zone lukken
- Voor elkaar aangooien
- 2 keer na elkaar zone lukken (cross -> rechtdoor) = punt
- Als dit niet lukt: enkel 1 zone en dan wisselen na paar ballen
- Speler 1 gooit aan, speler 2 speelt combinatie
- Daarna zelfde principe met gooien
- Speler 1 altijd naar midden, speler 2 altijd afwisselend
- Puntjes
- Te moeilijk: enkel 1 zone, daarna wisselen
- Wedstrijdje oefenen
- Door een echte wedstrijd na te spelen
- Met hetzelfde veld en spullen zoals wasknijpers enzovoorts
- Ballen worden aangegooid door de trainer.
- De eerste bal wordt met de forehand gespeeld.
- De tweede bal wordt met de backhand gespeeld.
- Voor elke heb je 2 pogingen.
- Gaat de bal in 1 keer over het net, ga je gewoon door.
- Aan de overkant staat een team van 2.
- Je neemt 2 ballen mee en hebt dus 2 kansen om een punt te maken, dit kan pas als de persoon die alleen staat een forehand en backhand heeft gespeeld.
- Heb je deze 2 ballen gebruikt? Dan is een andere persoon aan de beurt.
- Heb je in totaal 5 punten gehaald? Dan speel je matchpoint. Hier heb je een kans voor.
- Win je de matchpoint? Dan wissel je met de persoon aan de overkant die de fout heeft gemaakt dat tot het punt leidde.
- Verlies je de matchpoint? Dan ga je terug naar 4 punten en is je beurt voorbij.
- Aan de overkant staat een team van 2.
- Je neemt 2 ballen mee en hebt dus 2 kansen om een punt te maken, heb je deze 2 ballen gebruikt? dan is een andere persoon aan de beurt.
- Heb je in totaal 5 punten gehaald? dan speel je matchpoint. Hier heb je een kans voor.
- Win je de matchpoint? dan wissel je met de persoon aan de overkant die de fout heeft gemaakt dat tot het punt leidde, verlies je de matchpoint? dan ga je terug naar 4 punten en is je beurt voorbij.
- Ballen worden aangegooid door de trainer.
- De eerste bal wordt cross gespeeld, de tweede rechtuit.
- Als voor elke richting kan een bepaald aantal kansen gezet worden.
- Als dit is gelukt is de volgende uit de rij aan de beurt.
- Deze oefening kan met de forehand en met de backhand gedaan worden.
- Er wordt een bal ingespeeld.
- De 2 teams moeten eerst samenwerken om te zorgen dat de bal in minimaal 2 van de 3 vakken komt.
- Lukt dit? Dan is het wedstrijd, dat betekent dat er punten gemaakt mogen worden, net als tijdens een normale wedstrijd.
- Het team dat het eerste bij 5 punten is wint.
Kind A aan de overkant, Kind B weggedraaid met voeten op de stippen.
- Kind A rolt de bal onder het net door, tussen de potjes richting kind B.
- Als de bal bijna bij kind B is, stapt het met (voor een rechtshandig kind) zijn linkervoet naar de derde stip en neemt het de bal van de grond.
- Legt bal in emmertje achter zich.
- Herhaal dit tot de 10 ballen aan de overkant allemaal gerold en in de emmer zitten, daarna wisselen.
- Eventueel wedstrijdje van maken tegen andere teams