Tennisoefeningen voor junioren 10 t/m 14

Uitvoering
  • Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
  • De spelers maken één voor één zijwaartse schuifpassen in de tramrails.
  • Rennen langs het net.
  • Gebruik een coördinatieladder.
  • Herhaal de serie een paar keer.
drawing Voetenwerk met zijwaartse schuifpassen
Opstelling
  • Zet de spelers per tweetal achter elkaar met hun gezicht richting de muur.
  • Per tweetal één tennisbal.
Uitvoering
  • Speler 1 staat het dichtst bij de muur en begint door de bal tegen de muur te gooien.
  • Speler 2 vangt de bal.
  • Speler 1 loopt ondertussen via de rechterkant terug en vangt vervolgens de bal die speler 2 net tegen de muur heeft gegooid.
  • Herhaal minstens 20 keer.
  • Maak de oefening moeilijker door de bal op te laten vangen in een hoedje.
Uitvoering
  • Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
  • De spelers voeren één voor één zijwaartse shuffles uit tussen de zijlijnen richting het net.
  • Bij het net aangekomen joggen ze langs het net, tussen de zijlijnen aan de andere kant.
  • Jog langs de baseline terug om weer aan te sluiten in het rijtje.
  • Herhaal de reeks een paar keer.
drawing Voetenwerk zijwaartse shuffle
Uitvoering
  • Verdeel de spelers in groepen van 2 of 3 en positioneer ze aan de linkerkant van het veld.
  • Geef elke speler een tennisbal.
  • Op het startteken rent de eerste speler van elke groep met een bal naar de rechterkant van het veld.
  • Aangekomen aan de overkant, legt de speler de bal buiten de lijn en rent zo snel mogelijk terug.
  • De volgende speler in de groep herhaalt de actie met zijn of haar bal.
  • Wanneer alle ballen aan de rechterkant liggen en de laatste speler terug is bij de groep, is de estafette afgelopen.
  • De groep waarvan de laatste speler als eerste terug is, wint.
drawing Estafette warming-up
Uitvoering
  • Zet de spelers in een rij naast elkaar.
  • Ongeveer 1 meter voor hen ligt een tennisbal op de grond.
  • Laat ze de voeten iets uit elkaar zetten.
  • Snelle looppas - dribbelen - op de plaats.
  • Op aangeven van de trainer doen ze tijdens het dribbelen:
    • Handen op de knieën.
    • Handen op de tenen.
    • Handen op de schouders.
    • Handen naar voren.
    • Handen in de lucht.
  • Als de trainer "Bal!" roept, pakken ze zo snel mogelijk de bal.
  • Herhaal en varieer de commando’s voor afwisseling.
drawing Warming-up met reactiesnelheid
Uitvoering
  • Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
  • Laat hen één voor één zijwaartse sluitpassen maken binnen de tramrails.
  • Vervolgens rennen ze langs het net.
  • Gebruik een coördinatieladder voor extra uitdaging.
  • Herhaal de reeks een paar keer.
drawing Voetenwerk op de tramrails
Doel
  • De student is in staat om op verschillende manieren forehand- en backhandtechnieken te slaan in dubbel- en enkelspel.
  • Aangeven welke principes gelden bij het opbouwen van een punt.
  • Zelfstandig spel- en oefenvormen op te starten en te onderhouden.
  • Met aandacht en begrip, focus, werklust en strijdlust aan de les deel te nemen.
  • Samen te werken en te overleggen.
  • Regelkennis toe te passen.
Uitvoering
  • De speler aan de overkant start in het midden van het veld op de basislijn en ontvangt een lage bal.
  • De eerste bal moet verplicht met een slice rechtdoor worden gespeeld.
  • De speler aan de kant van de trainer begint aan de enkelspel-lijn met een forehand of backhand, afhankelijk van de tegenovergestelde lijn van de eerste bal.
  • Speel de rally uit.
  • Kan je scoren met een volley? Dat levert 3 punten op.
drawing 1 tegen 1 uitspeelwedstrijd
Inleiding
  • De trainer bespreekt kort de vorige les: wat hebben we gedaan en wat heb je geleerd?
Technische Focus
  • Inzoomen op forehands en backhands.
Tactische Focus
  • Opbouw van een punt.
  • Opstelling in dubbelspel.
  • Samenwerken en overleg.
Uitvoering
  • Per tweetal proberen over te spelen.
  • Creëer ruimte en sla de bal in de ruimte.
  • Experimenteer met harder slaan, de bal eerder nemen en het spel bewust vertragen.
Variatie
  • Gebruik verschillende baanlengtes om te ervaren hoe hard, zacht, hoog, laag, diep of ondiep geslagen moet worden.
Wissel
  • Nadat de bal twee keer fout is geslagen, wisselt het tweetal met het wachtende tweetal.
  • Wachtende studenten kunnen de opdracht controleren en in gedachten meedoen.
Uitvoering
  • De spelers staan in het midden van het veld.
  • Eén speler geeft de bal in via de voet, waarbij de bal in een servicevak moet botsen.
  • De andere speler is verplicht om naar het net te volgen.
  • Voor een lager niveau: niet volgen naar het net.
Uitvoering
  • De spelers starten in één hoek van het veld op een mini-tennisbaan.
  • Ze proberen met elkaar te volleyen tot aan de overzijde van het veld en weer terug.
  • Tel het aantal keren dat ze heen en weer kunnen spelen.
drawing Samen volleys oefenen
Spelregels
  • De spelers spelen 1 tegen 1 of 2 tegen 2, elk met een racket in de hand.
  • Er ligt een hoepel in het midden tussen de teams.
  • Ze gebruiken een babybal (paarse bal) en moeten de bal telkens in de hoepel slaan.
  • Als de tegenstanders de bal niet meer kunnen terugspelen en deze twee keer stuitert, scoort het andere team een punt.
  • Spelers mogen naar elkaar passen, maar niet storen.
  • De spelers bewegen voortdurend rond hun hoepel om verschillende hoeken te creëren voor de tegenstander.
Uitvoering
  • Start met 1 tegen 1, daarna 2 tegen 2.
  • Speel de bal eerst omhoog naar jezelf en probeer dan te scoren (1 speler tegen 1 speler).
  • Ontvang de bal van de tegenstanders, speel deze omhoog (pass naar teamgenoot), en de teamgenoot moet de bal in de hoepel spelen (2 tegen 2 spelers).
drawing 360° balspel met racket