Voetbaloefeningen voor de techniek aanvallen
Uitvoering
- Speler 1 passt de bal naar speler 2.
- Speler 2 dribbelt om de pionnen en passt aan het einde naar speler 3.
- Speler 3 kaatst de bal terug naar speler 2.
- Speler 2 werkt de bal af op doel.
- Speler 3 haalt de bal op en neemt de positie van speler 1 in.
- Speler 1 schuift door naar de positie van speler 2.
- Speler 2 schuift door naar de positie van speler 3.
Doel
- Aanleren om door te bewegen na een pass.
- Combinatie van voorzet en afwerken.
- Geschikt voor jongens van 7-8 jaar.
- Speler rood passt naar speler blauw en loopt richting hoekvlag.
- Speler blauw kaatst in de diepte naar de hoekvlag.
- Speler rood geeft een voorzet op de inlopende speler blauw.
- Speler blauw werkt af.
- Goede inspeelpass.
- In de bal komen voor de kaats.
- Kaats in de diepte.
- Niet te vroeg inlopen bij het afwerken.
Uitvoering
- Speler 1 begint met dribbelen langs vijf hoedjes.
- Speler 1 speelt daarna in op speler 2 die wacht bij een hoedje.
- Speler 2 kaatst de bal terug naar speler 1.
- Speler 1 werkt de bal af op doel.
- Speler 2 haalt de bal op en sluit achteraan in de rij.
- Speler 1 neemt positie bij het hoedje om de volgende kaats te ontvangen.
Opstelling
- Grote pionnen staan 3 meter buiten het strafschopgebied.
- Speler C staat 10 meter buiten het strafschopgebied.
- Afstand tussen C en B is 10 meter.
- Afstand tussen B en A is 5 meter.
- Grote pionnen fungeren als tegenstanders.
- Speler A speelt de bal naar speler B.
- B draait bij de tegenstander weg naar binnen en speelt een steekpass tussen de verdedigers door in de looplijn van C.
- Speler C rondt af op doel.
- Na de actie wordt A speler B, B wordt C, en C haalt de bal op en sluit achteraan aan.
- De oefening begint dan aan de andere kant.
- Let op dat speler C niet te vroeg vertrekt om buitenspel te voorkomen.
- Vertrek ook niet te laat, anders kan de keeper de bal eenvoudig oppakken.
Doel
- Oefenen van kantelen tijdens een wedstrijd.
- Snel omschakelen van verdedigen naar aanvallen.
- Zet de goaltjes neer met verschillende kleuren hoedjes.
- Maak het veld groot of klein naar wens, afhankelijk van het aantal spelers.
- Vorm twee teams; spelen met onder- of overtal is mogelijk maar niet noodzakelijk.
- Benadruk samenwerking, niet individueel scoren.
- Start met een balronde, daarna roep je een kleur van een hoedje en moeten ze daar scoren.
- Blijf bij dat goaltje scoren tot een nieuwe kleur wordt geroepen.
- Begin met elke 30-60 seconden een nieuwe kleur, verhoog tempo als het goed gaat.
- Voeg een extra dimensie toe door de bal in te passen vanaf de zijkant wanneer de bal uit is.
- Spelers moeten in de bal komen, anders wordt de bal niet gespeeld.
- Pas moeilijkheidsgraad aan naar niveau van het team.
Opstelling
- Spelers staan aan één kant van het doel naast de paal.
- Eén kaatser bevindt zich ter hoogte van de penaltystip.
- De speler past de bal strak in naar de kaatser.
- De speler sprint om de kaatser heen.
- De speler werkt af op doel.
- Gebruik een groot doel of een klein doel.
Organisatie
- Beginnen met dribbelen.
- Daarna door poortjes schieten.
- Via een kaats komt er een voorzet die op doel wordt geschoten.
- Afhankelijk van het aantal spelers kan er met 2 ballen, op positie A en C, of met 3 ballen tegelijk worden gestart.
- Iedereen schuift elke keer een positie door.
- Indien nodig de bal eerst aannemen.
- Dribbelen met beide benen.
- Niet te hard of zacht passen.
Opstelling
- Vier spelers in positie zoals op het plaatje.
- Bij speler 2 staan twee spelers in de rij.
- Speler 1 speelt de bal naar speler 2.
- Speler 2 draait uit en passt naar de vleugelspeler 3 aan de rechterkant.
- Speler 3 geeft een breedtepass ter hoogte van de 16 meter naar links, naar speler 4.
- Speler 4 kaatst de bal breed terug en speler 1 rondt af.
- Speler 1 gaat naar de positie van speler 2, speler 2 naar die van speler 3.
- Speler 3 gaat naar de positie van speler 4, en speler 4 pakt de bal en sluit achteraan in de rij.
Spelregels
- De spelers spelen 4 tegen 4.
- In de aanval moeten de spelers eerst 2 keer met elkaar hebben overgespeeld voordat er gescoord mag worden.
- Na verloop van tijd kan dit worden uitgebreid naar 3 keer overspelen.
- Wanneer de bal wordt afgepakt door de tegenstander, moet het tellen van de passes opnieuw beginnen.
- Er mag niet gescoord worden als er niet voldoende is overgespeeld.
Doel
- Leer doorbewegen na een pass.
- Combinatie van voorzet en afwerken.
- Speler rood passt naar speler blauw en loopt richting hoekvlag.
- Speler blauw kaatst de bal in de diepte naar de hoekvlag.
- Speler rood geeft een voorzet op de inlopende speler blauw.
- Speler blauw werkt de bal af.
- Goede inspeelpass.
- In de bal komen voor de kaats.
- Kaats in de diepte.
- Niet te vroeg inlopen bij het afwerken.
Uitvoering
- Speler 1 passt de bal naar Speler 2.
- Speler 2 dribbelt om de pionnen heen en passt aan het einde naar Speler 3.
- Speler 3 kaatst de bal terug naar Speler 2.
- Speler 2 werkt de bal af op doel.
- Speler 3 haalt de bal op en neemt de positie van Speler 1 over.
- Speler 1 gaat naar de positie van Speler 2.
- Speler 2 gaat naar de positie van Speler 3.
Doel
- Teams proberen te scoren op het doel met de keeper.
- Teams moeten eerst het recht van aanval verdienen door een kaats te maken met de trainer aan de andere kant van het veld.
- Er is continue omschakeling tussen aanvallen en verdedigen.
- Spelers moeten alert zijn en elkaar coachen op acties en posities.
- Bij een achterbal of wanneer de keeper de bal heeft, speelt de keeper in op het team dat als laatste verdedigde.
- Na een doelpunt speelt de trainer direct in op het team dat het tegendoelpunt kreeg.
- Minimale breedte: 25 meter.
- Minimale lengte: 40 meter.
- Speel bij voorkeur in een ondertal- of overtal situatie.