Voetbaloefeningen voor o8 jeugd
Uitvoering
- Splits je team in vier teams van vier spelers, elk met één bal.
- Spelers passen de bal rond binnen hun team in het uitgezette gebied.
- Spelers blijven voortdurend in beweging met veel tempowisselingen om ruimte te vinden.
- Elk team moet proberen een ruitvorm te handhaven.
- Communicatie is essentieel; spelers moeten om de bal vragen en de naam van de medespeler roepen aan wie ze de bal passen.
- Passes moeten precies zijn, in de ruimte of in de voeten van de medespeler.
- Spelers mogen elkaar niet aanraken en de ballen mogen elkaar niet raken.
- Deze oefening vereist grote oplettendheid van de spelers.
- Voeg een passieve verdediger toe die elke bal kan verdedigen.
- Voeg een actieve verdediger toe die de bal mag veroveren.
Organisatie
- Speel 6 tegen 5 plus keeper.
- Wanneer het team dat op het grote doel moet scoren de bal verliest, moeten ze vijf doeltjes verdedigen.
- Na 15 minuten wisselen van helft.
- Als de aanvallers van de driehoekjespartij de bal verliezen, kan dit snel een tegendoelpunt opleveren.
- Spelers die in competitiewedstrijden te weinig meeverdedigen, kunnen deze partijvorm als minder leuk ervaren.
- Zorg dat je op tijd je man dekt.
- Niet happen.
- Dek aan de goede kant.
- Let op je houding tijdens de duels, door de knieën.
Veldopstelling
- Keeper met verdedigers bij de goal (eerste en tweede paal).
- Eventueel overige verdedigers in vrije rol.
- Aanvallers positioneren zich vooral bij de tweede paal.
- De speler die de corner neemt, passt met een harde pass over de grond naar een medespeler dichtbij.
- De medespeler schiet de bal direct op het doel.
- Verdedigers proberen de bal te blokkeren.
- Als de bal uit gaat, wordt er opnieuw een corner genomen.
- Als de keeper de bal vangt, moet er een nieuwe corner worden genomen.
- Verdedigers moeten de bal blokkeren.
- Als de keeper de bal vangt, moeten de aanvallers direct naar het middenveld weglopen.
Uitvoering
- Zet een gebied uit van 30 bij 40 meter.
- Geef elke speler een nummer.
- Spelers passen in numerieke volgorde: van speler 1 naar speler 2, naar speler 3, enzovoort, terwijl ze bewegen door het gebied.
- Gebruik 2-3 ballen om de snelheid en het bewustzijn te verhogen.
- Zorg ervoor dat spelers door het hele gebied bewegen en niet alleen dicht bij de spelers blijven staan waar ze naar toe moeten passen.
- Spelers moeten vragen om de bal als het hun beurt is en de naam van de speler roepen die ze gaan aanspelen.
- Laat spelers bijzondere acties uitvoeren bij het verrichten van een pass, bijvoorbeeld: speel de bal in de loop.
- De ontvangende speler moet versnellen.
- De oneven getallen mogen slechts 1 keer raken, de even nummers 2 keer.
- Wissel deze regels af.
Beschrijving
- De tikkers proberen een speler te tikken met hun handen.
- Nadat een speler getikt is, moet hij met zijn benen gespreid stilstaan.
- De speler kan 'bevrijd' worden als er een andere speler die niet getikt is onder de speler door kruipt.
- Na een bepaalde tijd wisselen van tikkers.
- Afhankelijk van leeftijd en vaardigheid.
- Lengte: 30-40 meter.
- Breedte: 20-25 meter.
Opstelling
- Links: 3 witte potjes met 10 voetlengtes tussen, eerste potje 10 voetlengtes van de lijn.
- Rechts: 3 blauwe potjes met 10 voetlengtes tussen, beginnend op de lijn.
- Er zijn 3 straten, oefeningen worden in de straat uitgevoerd.
- Terug aansluiten via het zebrapad (ruimte tussen de straten).
- Witte hoedjes: met linkervoet.
- Blauwe hoedjes: met rechtervoet.
- Tik tik stop (zelfde voet).
- Tik stop (recht door de straat), voeten afwisselen.
- Tik tik sleep.
- Tik tik V maken.
- Tik tik kap.
- Tik tik achter steunbeen.
- Tik tik overstap.
- Tik tik schaar.
- Tik tik Cruijff beweging.
- Deze techniekstraten kunnen bij elke training als warming-up gebruikt worden.
Opstelling
- De spelers vormen groepen van drie.
- Twee spelers staan bij één pion, de derde speler staat daar recht tegenover.
- De voorste van de twee spelers bij de pion heeft de bal en speelt deze recht in de voeten van de speler tegenover haar.
- Vervolgens sprint deze speler naar de andere kant en gaat bij de pion staan.
- De andere speler neemt de bal aan en speelt deze naar degene die nu tegenover haar staat.
- Dit patroon herhaalt zich continu.
- Er wordt gedribbeld met de bal aan de voet.
Uitvoering
- Speler 1 begint met dribbelen langs vijf hoedjes.
- Speler 1 speelt daarna in op speler 2 die wacht bij een hoedje.
- Speler 2 kaatst de bal terug naar speler 1.
- Speler 1 werkt de bal af op doel.
- Speler 2 haalt de bal op en sluit achteraan in de rij.
- Speler 1 neemt positie bij het hoedje om de volgende kaats te ontvangen.
Veldopstelling
- Zet een veld uit met vier pionnen, 10 bij 10 meter.
- Verdeel de spelers in twee groepen.
- De ene groep beweegt horizontaal van links naar rechts.
- De andere groep beweegt van onder naar boven.
- Op het fluitsignaal keren de spelers terug naar hun startpositie.
- Spelers mogen elkaar of de bal van een andere speler niet raken.
- Bij contact krijgt zowel de speler als degene die geraakt wordt een strafpunt.
- Oversteken is alleen toegestaan op het fluitsignaal van de trainer.
Opstelling
- Plaats drie hoedjes als referentiepunt in een driehoek.
- Spelers staan per twee bij een hoedje.
- De achterste speler voert de oefening uit.
- De speler maakt zich vrij van de speler voor zich.
- Er wordt een strakke, harde pass over de grond gegeven.
- De ontvanger neemt de bal aan met de verste voet en geeft een pass naar de volgende speler.
- Na de pass maakt de speler tempo naar het hoedje waar hij de pass naartoe heeft gegeven.
- De speler neemt plaats voor de speler die daar nog staat.
- Strakke en juiste passing.
- Goede one-touch balaanname.
- Vrijmaken van de verdediger.
Inhoud
- Speler 1 loopt achterwaarts en gooit de bal onderhands naar het hoofd van speler 2.
- Bij de andere zijde worden de rollen omgedraaid.
- Speler 2 loopt voorwaarts naar de bal en kopt deze in de handen van speler 1.
- Oefen zowel koppen, aangooien op kniehoogte als het geven van een dropkick.
- Een dropkick is het terugspelen van de bal met de wreef kort nadat de bal de grond heeft geraakt.
- Werk in tweetallen met één bal.
- Rustig aangooien.
- De speler loopt in de bal, wat gemakkelijker is dan andersom.
- Houd de afstanden klein.
- Speler 2 moet achterwaarts lopen en de bal onderhands aangooien.
- Zorg voor minimaal vier pilonnen of doppen.
- Let op dat er geen obstakels op het veld staan.
- Toon en controleer de techniek van koppen, terugspelen op kniehoogte en de dropkick voor de juiste uitvoering.
Opstelling
- De spelers stellen zich op in een cirkel.
- Ideaal is 6 tot 8 spelers per cirkel.
- Per cirkel is er slechts één bal.
- Een speler passt de bal naar een andere speler en loopt de bal achterna richting de speler die hij inspeelt.
- De tweede speler ontvangt de bal en speelt deze weer naar een andere speler uit de cirkel, ook hij loopt de bal weer achterna.
- Dit proces blijft zich herhalen.
- Passes moeten helder en nauwkeurig zijn.
- De passes worden over de grond gespeeld, hou de bal laag!
- Net na de pass versnellen de spelers met een korte sprint.
- De spelers roepen de naam van de speler die ze willen aanspelen.
- Alle spelers staan constant op hun tenen, niet op platte voeten, om de handelingssnelheid te verbeteren.
- Je kunt het spel moeilijker maken door één keer raken toe te passen.
- Je kunt spelen met twee ballen.