Volleybaloefeningen voor cmv 6
Uitvoering
- Rij spelers achter de achterlijn. De eerste speler gaat op de buik liggen.
- Trainer staat aan de andere kant van het net en slaat op de bal als teken om te starten.
- Trainer gooit de bal over het net.
- Speler staat snel op en passt de bal naar de spelverdeler (SV) op de positie midvoor.
- Spelverdeler vangt de bal af of pakt deze en brengt hem terug naar de trainer.
- De passer wordt nu de nieuwe spelverdeler.
- Probeer een hoog tempo te houden gedurende de oefening.
Uitvoering
- Begin bij de achterlijn.
- Rennen naar de eerste lijn en tik deze aan.
- Keer terug naar de startlijn en tik deze aan.
- Rennen naar de tweede lijn en tik deze aan.
- Keer terug naar de eerste lijn en tik deze aan.
- Rennen naar de derde lijn en tik deze aan.
- Herhaal dit patroon, telkens een lijn verder.
Uitvoering
- Vorm een groep van drie spelers. Eén speler staat bij het net, de andere twee staan aan beide kanten achterin het veld.
- Speler B gooit de bal naar speler A.
- Speler B gaat onder het net door.
- Speler A speelt de bal onderhands naar speler C.
- Speler C speelt de bal onderhands naar speler B.
- Speler B vangt de bal.
- Speler B gooit de bal naar speler C.
- Speler B gaat onder het net door.
- Speler C speelt de bal over het net naar speler A.
Uitvoering
- Verdeel de spelers over de 3-meter lijn.
- Gooi de bal zigzag over en loop na.
- Begin met alleen onderhands spelen, daarna alleen bovenhands.
- Speel aan de ene kant van het net onderhands en aan de andere kant bovenhands.
Spelverloop
- Er is één tikker.
- Ongeveer 2 à 3 ballen per 6 spelers.
- De tikker probeert de deelnemers zonder bal zo snel mogelijk te tikken.
- Personen met een bal kunnen niet getikt worden.
- Spelers met een bal moeten sociaal zijn en de bal gooien naar iemand die bijna wordt getikt.
- Als iemand is getikt, wordt diegene de nieuwe tikker.
Doel
- Spelers leren slim te spelen door de bal vlak over het net of juist achter in de hoeken te plaatsen.
- 6 spelers
- Rij 1: 3 spelers met bal achter de trainer
- Rij 2: 2 spelers om aan te vallen op linksvoor
- Op het andere veld liggen 5 hoepels: 1 in elke hoek en 1 in het midden van het veld.
- Speler uit rij 1 duwt de bal in de handen van de trainer en loopt direct naar de reservepositie spelverdeler.
- Trainer gooit de bal op naar midvoor.
- Spelverdeler speelt de bal bovenhands op rechtsvoor of linksvoor als setup.
- Spelverdeler loopt direct na het spelen van de bal door naar het rijtje aanvallers.
- Speler komt inlopen en probeert de bal in een hoepel te spelen.
- Als dit lukt, verdienen de spelverdeler en de speler een punt.
- Speler haalt eigen bal op en sluit aan bij het rijtje aangooiers.
- In de hele oefening is het belangrijk om direct door te lopen na de speelactie.
Uitvoering
- Speler A gooit de bal over het net.
- Speler B of C passt de bal terug over het net.
- De andere speler rent snel onder het net door en zet de bal op voor dezelfde speler die heeft gepasst.
- Deze speler probeert met bovenhandsspelen of een slagbeweging een pion van de bank te krijgen.
- Welk tweetal of welk team heeft de meeste pionnen van de bank geslagen na een bepaald aantal minuten?
Uitvoering
- Vorm drietallen en geef elk drietal één bal.
- De speler in het midden rent telkens een acht.
- Telkens als de speler in het midden komt, wordt er een bal gegooid.
- Speler A gooit of speelt bovenhands de bal naar speler B in het midden.
- Speler B speelt de bal onderhands terug naar speler A en rent daarna een rondje rondom speler A tot hij weer in het midden staat.
- Speler A speelt ondertussen de bal bovenhands naar speler C.
- Speler C speelt de bal bovenhands weer naar speler B.
- Speler B speelt de bal onderhands terug naar speler C en rent daarna een rondje rondom speler C tot hij weer in het midden staat.
- Herhaal deze cyclus.
- Na 2-3 minuten wisselt de speler in het midden.
- Om het eenvoudiger te maken, kunnen speler A en C ook de bal gooien in plaats van bovenhands spelen.
- Men kan zowel onderhands als bovenhands gooien en vangen.
- Om het stilstaan met spelen of gooien te oefenen, kan speler B onderhands gooien en vangen.
Uitvoering
- Ladder lopen op hoog tempo.
- Links-rechts uit de ladder stappen met één of twee voeten.
- Slalom om de pionnen.
- Aanvalspas naar het net en shuffle schuin achteruit (3x aanvalspas en 2x shuffle).
- Stap onder het net door.
- Zijwaarts langs het net met hoofd onder de netrand.
- Maak een duik schuin het veld over.
- Loop om de pion heen en sprint over de achterlijn.
- Looppas terug naar startpositie.
Opstelling
- Spelers staan in een rij zonder bal.
- In het veld staan drie spelers bij het net op posities 4, 3 en 2, elk met een bal.
Uitvoering
- De spelers aan het net gooien om de beurt een bal in het veld.
- De werkende speler moet de bal passen.
- De ballen worden eerst lang achterin het veld gegooid, daarna kort bij het net en tenslotte nog een lange bal achterin.
- De speler passt elke bal en sluit achteraan in de rij aan.
- Nadat alle spelers minstens twee keer aan de beurt zijn geweest, wisselen de spelers aan het net met de werkende spelers zodat iedereen aan de beurt komt.
- Trainer 1 en 2 slaat bal op bovenhands/onderhands.
- Speler aan overkant en verdedigt.
- 2e speler bij het net vangt af en gooit de bal in de ballenbak.
- Twee spelers met 1 bal bij het net 3 meter uit elkaar
- 1 speler 4 meter van het net en speelt de aangegooide bal onderhands naar de andere speler bij het net deze vangt hem en de passer verplaatst zich naar links of rechts
- 10 keer herhalen en wisselen
- Oefening 2 keer herhalen