Volleybaloefeningen voor de techniek pass / toetsen / onderhands
- 4 spelers per veldhelft, op de hoeken van het veld.
- 1 speler werkt, krijgt 2x een bal van elke speler. Eerst aangegooid, diagonaal, daarna aangeslagen.
- Verplaatsing is met de klok mee. Snel verplaatsen, oefening in hoog tempo
- Bij meer dan 10 kunnen er ook 6 per veldhelft staan
Deze oefening kan het beste worden gedaan met meerdere trainsters (bv trainer + hulptrainer) en ruimte in de sportzaal.
- Benodigd: ballen, 3 ringen (of pionnen / matten)
- Indeling: veld opdelen in 3 speelvakken
- Deze oefening is opgedeeld in oplopende moeilijkheidsgraad, waardoor iedere speler op eigen niveau de oefening kan uitvoeren, hierdoor blijft deze oefening voor een ieder leuk en uitdagend.
- Uitbouw mogelijkheden
- VELD 1:
Alle spelers een eigen bal. Bal zelf opgooien, zelf toetsen en zelf vangen
X-aantal keren goed, dan naar veld 2
- VELD 2:
Trainster gooit bal over net. Speler toets en vangt de bal.
Zelf bal ophalen, in kar trainster en weer aansluiten.
X-aantal goede toets + vangen (beoordeling trainster), dan door naar veld 3
- VELD 3:
Trainster gooit bal over net. Speelster toetst, vangt en gooit bal terug over net. Bal in de ring/op de mat gooien die aan overzijde in het veld ligt.
Zelf bal ophalen en aansluiten.
- 2 spelers bij de 7 meter lijn en een SV aan het net.
- 1 serveerder op RA, iemand op LA en een blokkeerder aan het net
- Serveerder serveert op de 2 mensen aan de overkant.
- Zij passen naar de SV en die geeft een 3-meter bal of een bal aan het net (overleggen wat je wil).
- De blokkeerder probeert de bal te blokkeren.
- De serveerder gaat na de serve passen en speelt de aanval uit (indien mogelijk).
- A serveert naar B.
- B passt de bal naar de spelverdeler, die vervolgens een hoge bal in het achterveld speelt.
- B verdedigt deze bal terug naar de spelverdeler, die vervolgens een setup geeft voor A.
- A valt aan op deze setup.
Na de aanval neemt A de plek in van B en wordt B reserve. De spelverdeler blijft staan.
De buitenaanvallers gebruiken met één spelverdeler de linkerhelft van het veld. De middenaanvallers en diagonaalaanvallers gebruiken met een andere spelverdeler de rechterhelft.
Uitbreiding:
- Na de service pakt A een tweede bal.
- Na de aanval van B gooit A deze bal het veld in.
- B speelt deze bal naar de spelverdeler, de spelverdeler geeft een setup
- B valt nog een keer aan.
- 1 spelverdeler die inloopt als de bal vertrekt.
- Bal vertrekt vanaf persoon die diep in het veld staat (zelfde kant als SV).
- SV draait in en moet bal in de hoepels toetsen, die op de plaats ligt waar anders aanvaller komt.
- Indien in de hoepel, punt op scorebord zetten.
- Indien ernaast, punt op andere kant zetten.
- Bal halen en achteraan aansluiten om bal in te toetsen.
- Verschil tussen punten = aantal buikspieren nadien.
- 3 spelers aan het net met een bal
- Overige spelers zonder bal op achterlijn
- 1e bal wordt lang aangegooid
- 2e bal kort
- 3e bal diep geslagen
- 4 passers (2 kort 2 lang)
- 1 spelverdeler 1 aanvaller en 1 blokkeerder
- Trainer serveert harde services
- Doel is om de pass naar de spelverdeler te krijgen zodat er kan worden aangevallen
- Na de aanval een plekje door: de blokkeerder wordt passer aanvaller wordt blokkeerder
- 4 passers (2 kort 2 lang)
- 1 spelverdeler 1 aanvaller en 1 blokkeerder
- Trainer serveert harde services
- Doel is om de pass naar de spelverdeler te krijgen zodat er kan worden aangevallen
- Na de aanval een plekje door: de blokkeerder wordt passer aanvaller wordt blokkeerder
- Iedereen op een positie, midden doen we niet.
- Eigenlijk speel je in het klein een partijtje, met alleen rally's.
- Bij elke ronde loop je de lijnen zoals buitenaanvaller, loopt van voor aan het net naar de drie meter lijn om de ballen binnen de 3 meter te verdedigen.
- Bij elke rally die goed over het net gaat, draai je een plekje door.
- Zie afbeelding.
- Om en om bal gooien.
- Na het gooien achterlijn aantikken en weer naar zelfde plaats terug.
- Gooien goed?
- Dan alles onderhands. Later alles bovenhands.
- Receptiespelers gaan met 3 in het achterveld staan.
- Van de andere zijde wordt er opgeslagen, nadruk ligt op receptie en aanval, niet moeilijk opslaan.
- Bal wordt centraal gespeeld naar spelverdeler, pas gaat naar positie 4 of 2.
- Na aanval doorschuiven naar opslag. Eerste opslaggever vervangt de speler die receptie heeft genomen.
- Uitbreiding :
- spelverdeler aan het net in combinatie met opposit of middenaanvaller
- aan beide kanten van het net 1 persoon iin het veld. rijtje achter het veld staan.
- bal gooien over het net, proberen te scoren
- weer achter aan je rijtje aansluiten
- achterlijn aanraken na je geweest bent.
- als dit goed gaat proberen onderhands