Handbaloefeningen voor de techniek conditie
- Per 2 één matje.
- Je werkt in tweetallen.
- De één is vooral bezig met conditie, de ander met kracht.
- Je doet het 15 min.
- Diegene die kracht doet is leidend, de anders werkt aan de conditie totdat diegene die kracht doet klaar is ga je door met je conditie oefening.
- 20-18-16-14 etc.
- persoon kracht heeft het matje:
- squaten,
- buikspieren,
- opdrukken.
- persoon conditie:
- achterlijn (joggend terug),
- middelijn (joggend terug),
- 9 meter sprint (rustig terug joggend) en
- sprinten 6 meter (rustig terug).
- Twee teams maken. Elk team heeft een keeper in de goal aan de overkant.
- Team staat in de hoek naast de goal en voert met twee spelers een aanval uit:.
- Overspelen zonder te tippen.
- Schieten vanaf de 9 m lijn.
- Als er ge-scored wordt is het een punt. Bal halen en hand in hand terug rennen.
- Bal afspelen naar het volgende koppel.
- Het team dat het eerste 10 goals maakt wint.
- Moeilijker maken:
- per team twee verdedigers toevoegen (evt extra aanvaller gebruiken)
- Maak 2-tallen.
- Speler A voert loopoefeningen uit, speler B voert krachtoefeningen uit.
- Als speler A terug is van loop, dan wisselen door hand te tikken.
Krachtcircuit. Iedere oefening 3x:
- Squads.
- Jumping Jacks.
- Lunges.
- Planking.
- Bences.
- Up and down legs bench.
- Staan op 1 been, hinkelen, 3 seconden en dan het andere been.
Loopcircuit:
- 3 lijnen; kwart/ half/ einde zaal, loop met bal.
- Sprinten 50%, 75%, 100%.
- Schuiven zijwaarts heen en terug lengte zaal 3x.
- Achterwaarts lopen heen en terug zaal 3x.
- Drie passen voorwaarts, twee passen achterwaarts lengte zaal 3x.
- Korte versnellingsloopjes van 25% naar 100% bij 75% zaal.
Elke ronde is 3x met een max van 3 minuten.
- 1 speler begint op de achterlijn naast het doel
- Andere spelers staan verdeeld aan de zijlijn. Links en rechts van het doel, eerste staat ter hoogte van de 7 meter.
- Op fluitsignaal sprint de speler naar de middellijn en naar de 9 meter.
- Ontvangt de bal en schiet op doel. Loopschoenen, springschoenen of met een heupworp.
- Achterwaarts naar de pion en weer naar de 9 meter.
- Net zolang tot de ballen op zijn!
- Ballen verzamelen, volgende speler
Speelsters verdelen zich in de LH en RH, alle ballen bij de trainer op de middenstip.
- Op het signaal van de trainer sprinten speelsters 1 uit beide hoeken richting de trainer. Wie er het eerst is krijgt de bal. De ander verdedigd.
- De speelster met bal krijgt 5 seconden om binnen de 9 meter tot afronding te komen.
- Komt de speelster tot afronding en scoort zij, dan drukt de verdediger 3x op.
- Komt de speelster niet tot afronding of niet binnen de 9 meter, dan drukt zij 3x op.
- Keeper in doel
- Rest van de spelers hebben een bal
- Speler staat op de opbouw posities
- Pakt de bal op en werpt op doel
- Na doelpoging sprint men om de pion naar de zijlijn
- Sprint naar de middenlijn dan pas bal halen en sluit andere zijden weer aan
- Midden- li/re hoog-li/re midden- li/re laag- diagonaal-stuit- vrij
- Alle ballen worden neergelegd een meter voor de 9 meter.
- Er worden twee spelers achter een pion gezet op het midden halverwege 1 speel helft.
- Om de beurt gaan de spelers proberen te schieten op doel met zoveel mogelijk afwisseling in schoten en posities in het doel.
- Als de eerste speler heeft geschoten op doel dan mag de andere speler gaan lopen om ook een bal te pakken en een schot op het doel te doen.
- Na het schot op het doel snel weer terug rennen om de pion alvorens je weer opnieuw een bal mag pakken om te schieten op het doel.
- Het is de bedoeling dat je in één keer door gaat zonder te stoppen en net zo lang tot alle ballen die je moet schieten op het doel op zijn.
- De andere spelers verdelen zich over het veld en naast het doel om de ballen op te vangen en weer terug te leggen bij de positie waar alle ballen liggen.
- De overige spelers houden ook de score bij.
- Wie van dit duel krijgt de meeste ballen in het doel?
- Hierna start je opnieuw met twee nieuwe spelers.
- spelers staan op de bank met bal.
- de voorste springt van de bank gaat achterwaarts om de bank heen en werpt op doel.
- sluit andere rij aan
- idem met verdediger
- Je zet een vierkant uit met de gewenste afstand om te passen.
- Elke hoek heeft een pion.
- Er is 1 bal nodig.
- Eén speler begint en gooit de bal met de klok mee naar de volgende hoek. Rent dan naar de volgende hoek achter de bal aan.
- Zo gaat het vierkant rond.
Eventuele uitdagingen:
- Met de klok mee gooien en tegen de klok in rennen.
- Met 2 ballen.
- Met 2 ballen schuin gooien en oversteken. Pas op voor andere spelers.
- Met stuit.
- Met aansluitpassen naar de volgende hoek.
- Je maakt tweetallen.
- Allebei de personen gaan op de hoogte van de palen staan op de cirkel.
- Je loopt met 1 bal per tweetal naar de cirkel aan de overkant toe.
- Terwijl je rent naar de overkant gooi je de bal over naar elkaar.
- Als je aan de overkant bent loop je in looppas terug naar de andere kant.
- Variatie:
- Bovenhands gooien.
- Onderhands gooien.
- Passen met sprongschot.
- Zijwaartse sprong naar de andere cirkel.
- Kruispass naar de andere cirkel.
- Versnelde pass. (50, 60, 70, 80 %)
- Sprint.
- Maak twee teams.
- Het doel is om de bal naar de andere kant van de lijn te krijgen.
- Dit doe je door in plankhouding te staan en dan de bal naar de ander te duwen die verderop in plankhouding staat.
- Vervolgens ren je door naar de voorkant en ga je daar in plankhouding staan en wacht je op de bal die komt.
- Het team dat als eerste aan de andere kant is wint.
- Keeper in doel,
- rest van de spelers hebben een bal.
- speler staat naast de bank gooit de bal met een boog over de bank,
- springt met beide benen over de bank.
- pakt de bal op en werpt op doel.
- na doelpoging sprint men om de kegels heen en gaat de bal halen en sluit andere zijden weer aan.
- midden- li/re hoog-li/re midden- li/re laag- diagonaal-stuit- vrij