facebook pixel

Korfbaloefeningen

  • De korven staan in het midden van het vak/veld in lengte-richting
  • Speler met bal onder de paal.
  • Speler 1 neemt de doorloopbal en loopt door naar speler 3. Die neemt een doorloopbal en gaat naar de plek van 1. 

    • 3 minuten van lijn naar lijn lopen en doorloopballen scoren aan voorkant onderhands en aan de achterkant bovenhands. Op 50% snelheid.
      Na elke minuut wisselt de aangever door zonder dat de oefening stil valt.
    • 3 minuten op 75%
    • 1,5 minuut 100% maar rustig uitlopen
    • 3 minuten op 75%
    • 3 minuten op 50%
drawing Doorloopbal met duurconditie in piramide opbouw
Zet per tweetal/ drietal een rechthoek van 2 meter bij 1 meter uit met vier verschillende kleuren hoedjes.
 
  • 1 speler staat in het vak, de ander kijkt toe. 
  • Leg twee lijnen aan elke kant van de rechthoek. 
  • De spelers in het vak laten de voeten op de plaats bewegen - dribbelen-.
  • De spelers krijgen steeds opdrachten waar ze op moeten reageren. 
  • Telkens als je een kleur van een hoedje noemt, moeten zij dat hoedje met de hand aanraken. 
  • De opdrachtlijn betekent dat ze naar een van de zijlijnen moeten sprinten. Op dat moment komt de ander van het tweetal/drietal in het vak en doet dan de opdrachten. 
  • Ieder doet dat 10 keer.
Opdrachten kunnen onder andere zijn: spring, hurk, raak hak aan, raak knie aan, hinkel rechts, hinkel links, zit, plank, push-up enz.
Deze opdrachten wissel je af met een kleur van een hoedje.
Het doel van deze oefening is de hesjes te verzamelen voordat je wordt afgegooid door een zachte bal. 

  • Drie kegels in een driehoek, op elke kegel ligt een hesje. 
  • De andere spelers vormen een kring rond de kegels, maak deze ruim genoeg.
  •  De speler moet alle hesjes verzamelen, de anderen moeten deze proberen aan te gooien met de bal(len) voordat alle hesjes zijn gepakt.  
  • Als een spelers is geraakt door de bal, wisselt hij met een speler uit het buitenveld. .  

  • Bepaal als trainer of er wordt gespeeld met 1 of met 2 ballen. Het is gemakkelijker voor een speler om de hesjes te pakken als er met 1 bal wordt gespeeld.
  • De afstand van de pionnen waarop de hesjes liggen kan worden vergroot of verkleind. Hoe groter de afstand tussen de pionnen, hoe lastiger het is voor de speler om de hesjes te pakken.
  • Let als trainer op dat spelers niet te hard of van een te kleine afstand de bal tegen de speler aanschieten!  

4 pylonnen ieder 4 meter uit elkaar.

Algemene conditionele warm up
Alle oefeningen 2x
  • Looppas
  • Hakken/billen
  • Knie heffen
  • Armen zwaaien
  • Sluitpas
  • Kruispas

Uitgebreide conditionele warm up
Iedere oefening 2x
  • Looppas met richting veranderen.
  • Sluitpas naar voren.
  • 2 vooruit 1 achter.
  • ins & outs.
Versnellen

Dynamische oefeningen
  • Gestrekte benen, handen naar de grond en omhoog.
  • Gestrekte benen diagonaal aantikken vervolgens omhoog komen.
  • Voeten omhoog gooien.
  • All 4 elleboog grond aantikken naar lucht draaien.
  • Squat to laterall squat.
  • Snelle pas opendraaien.
  • Snelle pas naar binnen draaien.
Core oefeningen
  • Plank
  • Plank + heup zwaai
  • Mountain climbers
  • Russian twist
drawing warming up
  • Spelers gaan op een rij staan langs 1 kant van het veld en gaan rustig dribbelen op de plaats. 
  • Bij het 1e fluitje gaan ze versnellen, maar blijven op de plaats. 
  • Bij het 2e fluitje sprinten ze naar de overkant. 
  • Hierin kun je veel variëren dus 1e helft achteruit dan sprinten. 
  • Rustig oplopen naar sprint toe. 
  • Doe dit wel steeds vanuit de dribbel.
  • Vorm 3 tallen bij de korf
  • Persoon 1 gaat op 3 à 4 meter voor de korf bij de pion staan
  • Persoon 2 gaat op 3 à 4 meter achter de korf bij de pion staan
  • Persoon 3 staat onder de korf als afvang

  • Persoon 1 begint met schieten, persoon 3 vangt de bal af en gooit deze naar persoon 2.
  • Persoon 2 schiet, persoon 1 vangt af en gooit naar persoon 3. Steeds wisselen.

Oefeningen met afstandschot, strafworp en doorloopbal. 


Weer eens even wennen aan het veld.

Drie palen in driehoek. Drie lopende spelers. Vanaf de pillon zet je aan. Denk om techniek. 

1) doorloopballen nemen. Drie scoren is wisselen
2) wijkbal nemen. Een scoren is wisselen
3) Doorloopbal bovenhands
4) Doorloopbal achterwaards
5) samen 10 scoren.

  • We delen de groep op in 2 of 3.
  • De trainer telt af en dan mogen alle groepjes tegelijk schieten.
  • Wordt er in één keer gescoord, krijg je 3 punten.
  • Vang je de bal af zonder op de grond te komen, krijg je 1 punt.
  • Daarna neem je gelijk de rebound voor 2 punten.
2 teams spelen een wedstrijd 
  • In plaats van korven moet je scoren door een kegel om te gooien.
  • Deze kegel staat in een cirkel waarin niemand mag komen.
Doel ligt in het samenspelen als aanvallers, en in het onderscheppen van de bal als verdediger.
drawing Kegelkorfbal
  • Speel de bal diep het vak in. 
  • Degene die de bal speelt, pakt de afvang. 
  • De tweede dame speelt de bal door naar één van de andere speelsters en komt vervolgens via het blok bij de paal tot een aangeef. 
  • De speelster met de bal speelt de bal in en de andere dame maakt op dat moment een doorbraak of uitwijk beweging en schiet. 
  • Degene die de bal vangt plaatst weer uit naar de uitgewaaierde vakgenoten. 
  • Zij gaat vervolgens weer naar de paal om te vangen. 
  • Als de positie is ingenomen en er kan niet geschoten worden, komt de volgende passer in de aangeef. 
  • Na ontvangst van de bal passt zij uit. enz.
  • We oefenen dit eerst zonder tegenstander en vervolgens met tegenstandster.
  • 1 schutter voor de paal. 1 aangeef. 
  • Eventueel met lichte verdedigende druk. 
  • Aanvaller beweegt links/rechts, krijgt de bal aangespeeld en schiet (+-5 meter). 
  • Bij een goal heb je een punt en schiet je door, als je mist moet je eerst naar een lijn achter je rennen op ongeveer 5 meter van de plek van schieten. 
  • Hierna mag er pas verder worden geschoten. 
  • Om de 3/4 goals wisselen. 
  • Totaal 8/9 goals per korf. (ligt er aan of je met of zonder verdediger speelt)

Met het team in een cirkel gaan staan met 1 iemand in het midden.

Vanaf de buitenkant wordt de bal naar binnen gespeeld.
Je rent achter je bal aan.
Vanuit het midden weer naar buiten ook achter de bal aan rennen.
De bal mag niet op de grond komen en er wordt zo snel mogelijk rond gespeeld.
Komt hij wel op de grond dan gaat de persoon die de bal heeft gegooid een strafworp nemen
De rest van het team speelt door 

Variatie:

  • Voorkeurshand afwisselen met de niet voorkeurshand
  • Afstand tot het midden verkorten of verlengen.
  • Strakke ballen of boogballen.
  • met meerdere ballen