Korfbaloefeningen voor senioren
Partijvorm van 2 aanvallers, 2 verdedigers en 1 aangever.
Laat de 2 aanvallers 1 minuut aanvallen waarbij er samengespeeld mag worden met de aangever maar ook met de andere aanvaller. Tel het aantal doe;punten per persoon en rouleer na 1 minuut door. De aanvaller die de meeste doelpunten maakt is de winnaar van het spel.
Maak een vak met 2 palen en 1 bal
Er zijn 2x 2 koppeltjes van spelers en 2 spelers die links en rechts buiten de lijnen spelen. 1 koppeltje van 2 valt aan op de ene korf en het andere koppeltje valt aan op de andere korf. De spelers die zich buiten de lijnen bevinden bewegen mee met het spel en zijn altijd een aanspeelpunt voor de aanvallende partij. Speel 5 minuten een partijvorm en de partij die de meeste doelpunten heeft gemaakt wint het spel.
https://voorkomblessures.veiligheid.nl/volleybal/stabiliteitsoefeningen-volleybal
Zet 2 palen tegenover elkaar op ongeveer 7 meter. De speler met de bal staat rechts naast de paal, de speler zonder bal staat links van de paal ongeveer 1,5 meter voor de paal. De persoon met de bal gooit naar de overkant naar de persoon zonder bal en maakt daar een doorloopbal. Na iedere doorloopbal wordt er doorgewisseld.
De volgende doorloopbaloefening combineert het nemen van de doorloopbal met een stukje conditie, timing en samenwerking. De oefening wordt uitgevoerd met drietallen. Je zet een pionnetje voor de korf op een meter of 6-7, en op diezelfde afstand ook een pionnetje achter de korf. Speler 1 begint bij de pion voor de korf, speler 2 begint met bal onder de korf, en speler 3 begint bij de pion achter de korf.
Speler 1 begint met het nemen van een doorloopbal. Tegelijk begint nummer 3 achter de korf ook met lopen om de bal af te vangen. Nummer 1 krijgt de bal van nummer 2 en neemt de doorloopbal. Na zijn doorloopbal loopt hij door naar de achterste pion. Na het aangeven loopt nummer 2 naar de voorste pion, draait hier omheen, en de oefening begint opnieuw. De bal mag niet op de grond vallen, dus niemand kan verzaken en een lager tempo lopen.
Belangrijk bij de oefening is dat het tempo van de lopers hoog blijft, en dus mogen spelers niet wachten totdat de andere loper ook klaar staat. Om te stimuleren dat spelers de bal niet op de grond laten vallen, kan je met de puntentelling hier rekening mee houden. Een doelpunt telt als punt, maar de bal op de grond laten vallen betekent een punt er af.
2 pionnetjes met 3 meter ertussen.
Speler 1 begint bij 1 van de hoedjes. Speler 2 begint op 3 meter van de pionnen, in het midden.
Speler 1 gaat op tempo van hoedje 1 naar hoedje 2.
Speler 2 passt de bal naar speler 1 wanneer deze bijna bij hoedje 2 is. Speler 1 vangt de bal met 1 hand en passt de bal terug naar speler 2.
Speler 1 gaat terug naar hoedje 1, speler 2 passt de bal weer op de buitenhand eb speler 1 passt weer terug.
Herhaal dit 1 minuut lang en wissel de spelers van rol.
Organisatie:
Korven in een vierkant, heren als eerst onder de korf met bal.Â
Dames in het midden. Steeds na een schot of doorloopbal via het midden naar de volgende paal (spelers mogen niet twee keer op dezelfde paal).
Als de aanvaller het bovenhands afstandschot, de doorloopbal , de uitwijkbal en het inspelen en aannemen technisch goed beheerst kunnen deze onderdelen in hun samenhang in het aanvallende 1 tegen 1 duel geoefend worden.
Oefeningen:
1. Eerst zonder tegenstander: tweetallen, 1 bal 1 korf. Aanvaller heeft bal voor de korf, speler onder korf is aangever/afvanger. Aanvaller maakt zelfgekozen actie: schot, of inspelen en doorloopbal of uitwijk. Na elke doelpoging weer de ruimte in, bal krijgen en weer nieuwe actie inzetten.
2. Als 1. maar iets moeilijker door schijnacties, doorloopbal na schijnschot, uitwijkbal na inzetten doorloopbal. Inspelen direct of na overpakken met links/rechts.
� Coach op technisch juiste uitvoering balacties, tempowisselingen d.w.z. versnellingen op het juiste moment, duidelijk zijn in bedoelingen (d.w.z. een uitwijk moet als zodanig herkenbaar zijn voor de aangever enz.). Vaak worden loopacties niet afgemaakt, maar te snel omgezet in andere acties, waardoor verwarring bij de aangever ontstaat.
� Ook het ruimtegebruik is van belang, een schietkans in de ruimte moet gezocht worden op of binnen schotbereik, een doorloopbal moet van voldoende afstand van voor de korf ingezet worden. Begin rustig en ga over op sneller en scherper als het goed gaat.
� Coach ook de aangever op het nemen van de juiste beslissingen: bal vasthouden of schutter aanspelen en ook de timing en de wijze van het aangeven is belangrijk (aangeven voor schot op het hoofd, aangeven voor doorloopbal op heuphoogte).
3. Als het voorgaande goed gaat kan er een verdediger bij. De aanvaller kan nu de volgende regels leren:
� Schot gaat voor doorbraak. D.w.z. als de aanvaller ruimte heeft om te schieten dan schiet hij want de verdediger is niet aangesloten en een doorloopbal maakt weinig kans. Sluit de verdediger wel aan op het schot dan is het schot weinig kansrijk en de doorloopbal de beste optie. De aanvaller zoekt dus eerst de schietkans en van daaruit de doorbraak. Dit betekent ook voor de aangever dat de schutter de bal moet hebben om met bal de actie in te zetten tenzij de verdediger de fout maakt om al aan te sluiten terwijl de aanvaller nog niet in balbezit is.
� Rugzijde gaat voor voorzijde. Leer je spelers om bij voorkeur over de rugzijde weg te trekken. Vaak is een scherpe uitwijk over deze kant voldoende om ruimte te krijgen voor een schietkans. Deze ruimte moet de verdediger weer met risico dichtlopen en als hem dit lukt zijn nieuwe opties om vrij te komen extra kansrijk.
Je kunt als trainer coachen op het toepassen van schijnbewegingen, versnellingen, richtingsveranderingen (links/rechts schijnbewegingen, in/uit schijnbewegingen, afwisseling stop-start, langzaam-snel). Leer je spelers ook dat stilstaan of weinig actie de verdediger de gelegenheid geeft om de situatie te overzien en onder controle te krijgen.
•Recht op de korf af lopen
• Rechtervoet iets schuin plaatsen, door je knieën veren om vervolgens links uit te wijken
• Maak een hoek van 90 graden naar inks
• Bij het aangooien van de bal, maak je een kruispas, om vervolgens goed uit te komen op je buitenste been
• Met gespreide vingers de bal aannemen ,zodat je direct tot schot kunt komen
• De kruispas zet je ene been voor het andere been. Tevens draai je het lichaam in de richting van de korf
• Maak een pas opzij of iets schuin naar achteren en draai het lichaam verder in, zodat het lichaam recht naar de korf gericht staat
Let op !
• De schouders staan recht t.o.v. de korf
• Je voeten staan recht t.o.v. de korf • Je lichaam staat recht t.o.v. de korf
• Verder verwerk je het schot zoals eerder besproken is bij schot uit stand
• Voorafgaand aan de techniek van de strafworp (de uiteindelijke doorloopbal) is de aanloop. DitÂ
  gebeurt d.m.v. de hink stap
• Vanaf een meter of 6, 7 in één lijn naar de korf lopen, en doorlopen totdat je de bal ontvangt
• Bal aangespeeld krijgen
• Inzetten van de hink,bal dicht bij de buik houden
• Hink gemaakt, armen iets gebogen, stap gemaakt
• De bal recht voor je lichaam houden op buik hoogte
• Lichaam strekken en naar de korf kijken, knie omhoog armen strekken
• Lichaam mooi rechthouden t.o.v. de korf
• Hoogste punt loslaten, lichaam strekken, andere voet neerkomen en de bal nakijken, doorlopen en niet direct
  stilstaan nadat de bal is losgelaten
• Je eindigt de doorloopbal voorbij de korf
•Wanneer je met linksgooit, zet je het rechterbeen voor(wanneer je met rechts gooit, zet je het linkerbeen voor)
• Bal op de hand achterhet hoofd houden met gespreide vingers
• Andere arm naarvoren
• Linker of rechtervoetmax. 30 cm naar voren
• Kijken naar de richtingwaar je heen wilt gooien
• Lichaam steunt oprechterbeen,gewicht verplaatsen naarÂ
• Lichaam indraaien
• Bal gooien in rechtelijn langs jehoofd
• Nawijzen in de richtingwaarinje gooit
• De snelheid en de curve bepaal je vanuit de pols
  Het lichaam eindigt in een rechte lijn t.o.v. je medespeler (schouders recht, voeten en navel in de richting van de medespeler)Â
Vangen met 1 hand
• Duim en vingersgespreid, zorg dat de hand ontspannen is
• De bal ontvangen, langs het lichaam brengen
• Lichaam meedraaien (om de snelheid uit de bal te halen)
• Licht door de knieën veren (om de snelheid verder uit de bal te halen en de controle over de bal te houden)