Tennisoefeningen voor jeugd - oranje
Uitvoering
- Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
- De spelers maken één voor één zijwaartse schuifpassen in de tramrails.
- Rennen langs het net.
- Gebruik een coördinatieladder.
- Herhaal de serie een paar keer.
Spelbeschrijving
- Begin met één tikker die wordt aangewezen.
- De overige spelers krijgen enkele seconden om weg te rennen.
- Wanneer de tikker iemand tikt, vormen zij samen een ketting door elkaars handen vast te houden.
- Als de ketting uit vier tikkers bestaat, splitsen zij zich op in duo's.
- De duo's proberen de overige spelers te tikken.
- Het spel gaat door totdat er enkel tikkers over zijn.
Opstelling
- Zet de spelers per tweetal achter elkaar met hun gezicht richting de muur.
- Per tweetal één tennisbal.
- Speler 1 staat het dichtst bij de muur en begint door de bal tegen de muur te gooien.
- Speler 2 vangt de bal.
- Speler 1 loopt ondertussen via de rechterkant terug en vangt vervolgens de bal die speler 2 net tegen de muur heeft gegooid.
- Herhaal minstens 20 keer.
- Maak de oefening moeilijker door de bal op te laten vangen in een hoedje.
Uitvoering
- Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
- De spelers voeren één voor één zijwaartse shuffles uit tussen de zijlijnen richting het net.
- Bij het net aangekomen joggen ze langs het net, tussen de zijlijnen aan de andere kant.
- Jog langs de baseline terug om weer aan te sluiten in het rijtje.
- Herhaal de reeks een paar keer.
Voorbereiding
- Gebruik een half veld.
- Plaats hoedjes aan de achterlijn met een tennisbal erop.
- Plaats evenveel hoedjes aan het net.
- Laat de spelers met de tennisbal rennen naar het overliggende hoedje.
- Laat ze daar de bal neerleggen op het hoedje voor 2 seconden.
- Vervolgens de bal weer oppakken en terugrennen naar het beginhoedje.
Correcte Balworp
- Zorg voor een consistente en nauwkeurige balworp.
- Plaats je voeten in de juiste positie voor stabiliteit en balans.
- Gebruik de hamergreep voor een effectieve service.
- Voer een volledige pronatie uit tijdens de slag.
- Zorg voor een goede uitzwaai voor maximale kracht.
Uitvoering
- Verdeel de spelers in groepen van 2 of 3 en positioneer ze aan de linkerkant van het veld.
- Geef elke speler een tennisbal.
- Op het startteken rent de eerste speler van elke groep met een bal naar de rechterkant van het veld.
- Aangekomen aan de overkant, legt de speler de bal buiten de lijn en rent zo snel mogelijk terug.
- De volgende speler in de groep herhaalt de actie met zijn of haar bal.
- Wanneer alle ballen aan de rechterkant liggen en de laatste speler terug is bij de groep, is de estafette afgelopen.
- De groep waarvan de laatste speler als eerste terug is, wint.
Voorbereiding
- Gebruik een half veld.
- Plaats hoedjes aan de achterlijn met een tennisbal erop.
- Plaats evenveel hoedjes aan het net.
- Laat de spelers met de tennisbal rennen naar het overliggende hoedje.
- Laat ze daar de bal neerleggen op het hoedje voor 2 seconden.
- Laat ze de bal weer oppakken en terugrennen naar het beginhoedje.
Uitvoering
- Zet de spelers in een rij naast elkaar.
- Ongeveer 1 meter voor hen ligt een tennisbal op de grond.
- Laat ze de voeten iets uit elkaar zetten.
- Snelle looppas - dribbelen - op de plaats.
- Op aangeven van de trainer doen ze tijdens het dribbelen:
- Handen op de knieën.
- Handen op de tenen.
- Handen op de schouders.
- Handen naar voren.
- Handen in de lucht.
- Als de trainer "Bal!" roept, pakken ze zo snel mogelijk de bal.
- Herhaal en varieer de commando’s voor afwisseling.
Uitvoering
- Laat de spelers in een rij achter de baseline staan.
- Laat hen één voor één zijwaartse sluitpassen maken binnen de tramrails.
- Vervolgens rennen ze langs het net.
- Gebruik een coördinatieladder voor extra uitdaging.
- Herhaal de reeks een paar keer.
Uitvoering
- De spelers staan in het midden van het veld.
- Eén speler geeft de bal in via de voet, waarbij de bal in een servicevak moet botsen.
- De andere speler is verplicht om naar het net te volgen.
- Voor een lager niveau: niet volgen naar het net.
Spelregels
- De spelers spelen 1 tegen 1 of 2 tegen 2, elk met een racket in de hand.
- Er ligt een hoepel in het midden tussen de teams.
- Ze gebruiken een babybal (paarse bal) en moeten de bal telkens in de hoepel slaan.
- Als de tegenstanders de bal niet meer kunnen terugspelen en deze twee keer stuitert, scoort het andere team een punt.
- Spelers mogen naar elkaar passen, maar niet storen.
- De spelers bewegen voortdurend rond hun hoepel om verschillende hoeken te creëren voor de tegenstander.
- Start met 1 tegen 1, daarna 2 tegen 2.
- Speel de bal eerst omhoog naar jezelf en probeer dan te scoren (1 speler tegen 1 speler).
- Ontvang de bal van de tegenstanders, speel deze omhoog (pass naar teamgenoot), en de teamgenoot moet de bal in de hoepel spelen (2 tegen 2 spelers).